Na Utrecht, Noord-Brabant, Groningen en Zeeland spreekt Indisch 3.0 deze maand met een jonge Indo uit de provincie Drenthe. Tim den Hamer is 29, vader van een zoon en beroepsmilitair. In een open en gevarieerd gesprek vertelt hij over zeevissen, de rol van geloof in zijn leven, zijn Indische familiegeschiedenis en de vrije verkiezingen in Afghanistan.

Tim is geboren en getogen in Emmen waar hij nog steeds woont. Hoewel Emmen de laatste jaren is uitgegroeid van een dorpje naar een kleine stad, geniet hij hier in Drenthe van de rust en de natuur. Sinds 2003 woont hij op zichzelf met zijn vrouw Janneke, niet ver van zijn ouders Ben en Bieneke. Twee jaar geleden werd Bas geboren, hun tweede kind is op komst.

Als eerste vertelt Tim dat ze net terug zijn van vakantie in Texel. Daar kon hij het vakantie vieren perfect combineren met zijn geliefde hobby zeevissen. “Ik heb nu gevist op de Waddenzee, maar ik ga ook naar andere plekken, zoals Denemarken. Geweldig is dat. Ik vang makreel, scholletjes of kabeljauw. Sommige eet ik zelf maar de meeste vissen gooi ik gewoon terug”.

Binnenkort begint hij weer met zijn werk als militair, een beroep dat als een rode draad door zijn familie loopt. Er zijn drie generaties militairen in zijn familie, en als zijn eigen zoon dit beroep later kiest, moedigt hij dat zeker aan. Opa Adrie den Hamer werkte als nederlandse KNIL-militair in Indië waar hij een Indisch meisje leerde kennen, zijn oma Ietje. Ze kregen daar twee zoons, die later beiden militair werden in Nederland. Tim’s vader Ben, de derde zoon, werd in Nederland geboren. Hij werd geen beroepsmilitair. Tim, die als kind al bedacht militair te worden, werd dat jaren later wel.

Tim

Tim den Hamer, 29, uit Emmen. Vader van een zoon en werkzaam als beroepsmilitair.

“Dat vond men in de familie wel mooi. Het is toch een voortzetting van een traditie, op een bepaalde manier. Maar er zijn ook verschillen tussen mijn opa, mijn ooms en mij. Ik heb bij defensie bijvoorbeeld geen gevechtsfunctie. Mijn opa had dat wel. Die heeft als KNIL’er heftige dingen meegemaakt. Hij heeft ook jaren in een jappenkamp gezeten, gescheiden van zijn vrouw en kind, die in het kamp geboren werd”.

Voor zijn grootouders en oudste oom moet dat verschrikkelijk zijn geweest, overpeinst Tim, maar eigenlijk weet hij niet echt veel van die geschiedenis.

“Er werd eigenlijk niet over gesproken. Mijn opa ging er denk ik vanuit dat anderen, die dat niet hadden meegemaakt, het toch niet begrepen. Er is nog een medaille van hem, van het KNIL denk ik, die hij gekregen heeft voor zoveel jaar trouwe dienst. Dat vind ik mooi. Ik zou graag willen weten waar mijn opa en oma de motivatie vandaan haalden om te overleven in het kamp”.

Hij heeft ze het nooit kunnen vragen. Begin jaren negentig overleden ze kort achter elkaar. De weinige verhalen over die tijd hoorde hij later van zijn vader. Ondanks dat gelooft Tim dat hij de niet gestelde vragen ooit beantwoord krijgt. “Mijn overtuiging is dat ik ze ooit weer zal zien en dan krijg ik die antwoorden wel”.

We praten over de plek die het geloof en religie in zijn leven inneemt.

“Ik ben lid van de Nieuw Apostolische Kerk. Twee keer in de week ga ik naar de dienst, en ik heb ook een functie. Ik ben diaken, wat betekent dat ik dingen doe als bij de deur staan voor de dienst en het klaarzetten van allerlei dingen in de kerk. Het geloof hoort bij mij en mijn gezin. Het is iets dat ik heb meegekregen van mijn ouders en dat erg belangrijk voor me is. Op mijn beurt geef ik het weer door aan mijn kinderen”.

Dan vertelt Tim over een voorwerp dat bijzonder voor hem is. Het is een vlinder, gemaakt van goud met kristallen vleugels. Het is van zijn Indische oma en staat nu bij hem thuis, op een speciale plek in een vitrine.

“Vroeger als kind kende ik het al, ik zag het bij mijn grootouders thuis en vond het erg mooi. Toen ze stierven en de familie de spullen uitzocht, kreeg ik het. Het is bijzonder voor me omdat het een erfstuk is, maar ook omdat voor mij de vlinder eeuwigheid symboliseert. Een eeuwige band met mijn grootouders misschien. Het is in ieder geval iets wat ik koester”.

Tim hoeft vervolgens niet lang na te denken over de vraag wat hem de afgelopen tijd bezighield uit de media en actualiteit.

“Dat zijn de verkiezingen in Afghanistan van een aantal weken geleden. Ik vind het mooi om te zien wat daar, mede door de inspanningen van Nederlandse militairen, binnen een aantal jaar is bereikt. De mensen hebben daar, misschien voor het eerst, geproefd hoe het is om vrij te zijn mee te beslissen over hoe het met hun land verder moet. Dat is uniek. Ik vind daarom ook dat wat wij daar doen een verschil maakt. Er is wel degelijk iets bereikt”.

Het is een onderwerp dat Tim als militair, maar ook als persoon, dicht bij het hart staat. Hij kan bijvoorbeeld enorm boos worden als hij mensen hoort zeggen dat de dood van zijn collega’s daar hun eigen keuze is geweest.

“Het is natuurlijk niet de keuze van deze jonge mensen om te sterven. Zij kozen om werk te doen waarmee je anderen kunt beschermen, bevrijden of helpen. Dat is wat zij daar doen. Het is kortzichtig en ondoordacht om dan zoiets te roepen. Soms ga ik wel de discussie aan, maar als militair dien je vooral en is het niet je eerste verantwoordelijkheid je mening te geven”.

Tot slot denkt hij even na over de laatste vraag; wat had hij altijd al willen weten over de Indische cultuur of geschiedenis?

“Niets specifieks eigenlijk. Wat ik graag zou willen is naar Indonesië gaan. Eens voelen en meemaken hoe het daar is. Daar ben ik erg benieuwd naar. Er ligt familiegeschiedenis en daar wil ik graag iets van zien en ervaren. Zo is er een tekening van mijn oom; een pad door een onbekend landschap. Het zou mooi zijn als ik daar ooit overheen kan lopen”.

Het is een tekening van een vergeten hoekje in de tropen. In weinig doet het denken aan het Drentse landschap of dat van de provincie Limburg, waar Indisch 3.0 de maand september heen gaat voor het volgende interview met een jonge Indo.