door Charlie Heystek en Willem-Jan Brederode

Naast moeders die opgroeiden in Nederlands Nieuw-Guinea, delen Charlie en Merah nog een overeenkomst. Beiden hebben een Indisch uiterlijk met Noord-Europese kleuren en een palet aan sproeten. Hierdoor is het vaker  regel dan uitzondering dat we op het eerste niet herkend worden als Indisch. Vertellen we het , dan krijgen we, na een korte observatie, een instemmende blik en voelen we een ‘klik’. Wat is dat gevoel van onderlinge verbondenheid?

Een paar jonge Indo's uit de Indisch3.0-provinciereeks

Een Indisch uiterlijk bevat iedere mogelijke uiting van een eeuwenlange vermenging van Europese en Indonesische genen. Dit betekent dus een oneindigheid aan Indische gezichten. Hierdoor  worden dagelijks vele Indo’s herkend als puur Aziaat, neger, Arabier, Zuid-Europeaan of als doorsnee Belanda. Enerzijds heeft dit te maken met het beeld dat mensen hebben van een Indo in Nederland. Omdat toch voor vele mensen het nog steeds onduidelijk is wat Indo’s eigenlijk zijn, denkt men bij Indische mensen aan het clichébeeld van kleine, donkere Indonesiërs die met een gevlochten hoed door rijstvelden jakkeren. Overigens, niet alleen Nederlanders, maar ook Indonesiërs delen ons zwart-wit in. Of beter gezegd, bruin-wit; donkere Indo’s horen bij hen, lichte of blanke Indo’s horen bij de ‘bulehs’.

De meeste Indo’s herkennen ons ondanks het Europese uiterlijk vaak direct als een van hen. Maar er zijn ook Indo’s die het niet direct doorhebben. Wanneer je ze vertelt dat je Indisch bent, zie je ze een nanoseconde denken en vervolgens herkennen ze je op een haast mystieke, onverklaarbare manier. Bovendien: er is direct een gevoel van onderlinge verbondenheid. Die klik die los staat van alleen uiterlijke herkenning. Komt het door bekende gebaren, omgangsvormen, bewegingen en woordkeuzes? Wij denken dat het de I-factor is.

Zodra het codewoord ‘Indisch’ is gevallen en de I-factor vastgesteld, krijgt het gesprek een diepte die eigenlijk alleen voorkomt tussen mensen die elkaar al jaren kennen. Zo is het geen zeldzaamheid dat oudere Indische mensen vertellen over ‘vroeger’ en zonder schaamte hun emoties daarbij de vrije loop laten. Jongeren met de I-factor voelen die onderlinge band ook en vertellen vaak als eerste over het gebrek aan herkenning door niet-Indischen.

Het uitleggen van de I-factor aan buitenstaanders is vrijwel onbegonnen werk. Hoe leg je een gevoel uit dat niet slechts een gevoel is? Het is niet zo simpel als ‘vlinders in je buik’. Het is een gevoel dat uit meerdere factoren en aspecten bestaat. Herkenning, sfeer, naadloos begrip en een connectie. De herkenning van ‘iets’ van jezelf in een ander. Die onderlinge verbondenheid brengt een bepaalde sfeer met zich mee, een soort gezelligheid, ‘senang’. Het begrip is groot omdat je dingen van de ander makkelijker kunt verklaren dan bij niet-Indischen. En dat alles vormt een dusdanige connectie die de I-factor is. Voel je ‘t ook?