Ik ben altijd fel tegenstander geweest van de mening dat de Indische cultuur niet meer zou kunnen gedijen buiten de tijd, plaats en omstandigheden van Nederlands-Indië. Het oude Indie is niet perse nodig, het zijn immers de mensen die een cultuur doorgeven. Echter, helaas is dat niet voor alle aspecten van het ‘Indische’ zo. Een taal als het ‘petjoh’ staat bijvoorbeeld hoog op de lijst met bedreigde Indische cultuurelementen. Toch is er hoop voor Petjoh-liefhebbers…

Petjoh is als mengtaal inherent aan de gemengde cultuur waaruit het ontstaan is. De taal, waarin zowel Nederlandse als Maleise en Javaanse woorden voorkomen, werd door een deel van de Indische Nederlanders gesproken. Nu deze taal al vele decennia uit zijn Nederlands-Indische context is verwijderd, zijn er in Nederland slechts een paar ouderen over tijdens een spaarzaam onderling treffen nog een woordje Petjoh uitwisselen.

In mijn familie is, met de vele andere aspecten van de Indische cultuur, ook het Petjoh door de generaties heen gesijpeld. Vroeger, wanneer al mijn neven en nichten bij elkaar waren, stond humor altijd voorop. Om imitaties van onze oudere, Indische familieleden en kennissen authentiek uit te voeren leerden we wat Petjoh. Bij het vertellen van een anekdote, repten we al gauw wat woordjes ‘tjedar tjedoer’.

Schuddebuikend luisterden we met z’n allen naar de heruitgebrachte Gado Gado albums. Mijn oom voegde hier, geheel in het Petjoh, nog vele humoristische verhalen en acts aan toe. Als benjamin van de groep waren hij en de Gado Gado platen voor mij grote inspiratiebronnen om zelf meer van het Petjoh te leren.

Mijn generatiegenoten en ik begonnen de woorden en het accent zelfs te integreren in de sociale omgang met elkaar. Zo bedachten we zelf woorden als ‘malasheid’, ‘sudahboys’ en ‘jelek attack’. Indische jongens noemden wij ‘saudara’ en Indische meisjes ‘melati’. Sommigen gingen zelfs nog verder. Wat dacht je bijvoorbeeld van de t-shirt verkoper die je op veel pasars ziet met shirts bedrukt met allerlei typisch Indische spreuken?

Houdt de jongere generatie het authentieke Petjoh hiermee in leven? Nee, dat denk ik niet. Ondanks mijn vele pogingen heb ik het Petjoh helaas nooit echt goed leren spreken. Ik imiteer het eigenlijk meestal. Met een flinke dosis humor en een vette knipoog maak ik zo nu en dan eerbetoon aan mijn Petjoh-meesters van de Gado Gado platen. En mijn oom niet te vergeten. Vermengd met wat ik om mij heen hoor en het jargon van mijn generatie, geef ik mijn eigen interpretatie aan die geweldige mengtaal die voor mijn gevoel zo ontzettend bij het Indische hoort.

Mengen. Ja, zo werkt het natuurlijk altijd met taal. Want taal, dat is geen statisch ding, maar iets wat voortdurend evolueert. Zoals vele Indische cultuurelementen, heeft het Petjoh mij en andere jonge Indo’s ooit bereikt en wij geven het weer door, voorzien van een nieuwe jas. Aangevuld en verrijkt hopen we het te behouden voor de toekomst. Sudah, Petjoh 3.0 is here to stay, Ja toh?