Daar stond ik dan. Midden in de nacht. Oog in oog met mijn overleden oma. Heel ontspannen zat ze daar. Al rokend aan de keukentafel. Ik moet bekennen dat ik in redelijke staat van paniek verkeerde. Zoals ik de vorige keer schreef, was ik wel wat gewend in mijn dromen, maar dit was andere koek. Dit was oma.

Afbeelding: lekkerding1967.spaces.live.com

Gelukkig had ik ooit eens had gelezen of gehoord dat je dit soort ongenode gasten het best kan wegsturen door hardop te vragen of ze weg willen gaan. Daarom bedacht ik me geen moment, deed het licht aan, pakte de tafel beet, concentreerde me en zei: “Oma, leuk dat je mij komt opzoeken, maar ik word er bang van. Ga alsjeblieft weg, ga weg alsjeblieft…”

Een geest wil ik haar niet noemen. Eerder een afdruk. Immers, ik weet tot op de dag van vandaag niet of ik haar die nacht echt heb gezien. Misschien wilde ik het zien of was het een keiharde mindf*ck. In ieder geval was ik niet blij met haar bezoek. Bovendien leek ze niet op de oma die we hadden gecremeerd. Een uitgeteerd hoopje mens na ruim drie weken ziekbed. Meer was er niet over van die ooit zo grote vrouw (in de lengte overigens). Haar afdruk was simpelweg te perfect.

Deze ervaring heb ik een paar jaar geleden gebruikt tijdens een huiskamertournee. Door heel Nederland speelde ik bij mensen thuis mijn liedjes en vertelde o.a. dit verhaal. Een aantal keer kwam het voor dat er voor of na dit verhaal iets vreemds gebeurde; een kaars begon plots te branden, een schilderij kwam naar beneden en het klassieke klapperen van ramen en deuren.

In de loop der jaren heb ik het allemaal geaccepteerd. Af en toe gebeurde er wel iets, maar zocht het nooit op. Hoopte nooit op een nieuwe droom of verschijning van opa, oma’s of andere dierbaren. Tot eind mei dit jaar.

Mijn allerlaatste en vooral allerliefste opa ging dood. Als kind heb ik dikwijls gewenst dat hij als laatste van mijn opa’s en oma’s mocht sterven. Niet dat de anderen dood moesten, maar hij was mijn grote vriend. Onze band was ijzersterk. Onze humor dodelijk. Positief en negatief.

Toen hij stierf voelde het alsof ik werd overreden door een trein en alsof iemand de hele tijd citroensap in de wonden spoot. Intense pijn. Uiteraard had ik een maand eerder al gedroomd over zijn naderend afscheid, maar ik had er geen waarde aan gehecht. Of geen waarde aan willen hechten.

Vlak na zijn dood constateerde ik dat ik hem niet meer kon bedanken voor alles. Maar wederom geschiedde het. Per droom. Tweemaal. De eerste keer wilde ik hem alsnog mijn dankbaarheid tonen, maar ging hij liever samen foto’s van vroeger bekijken. In de tweede droom kreeg ik een dikke knuffel. Zo onwaarschijnlijk mooi en liefdevol dat ik nog steeds elke avond voor het slapengaan denk: “Misschien komt opa wel langs!”

Maffe Indo die ik ben.