Indisch in een studentenhuis (4)

Ik vind mezelf een nuchtere meid. Met de ‘niet lullen, maar poetsen’-houding en de lijfspreuk ‘rug recht en doorgaan’ stap ik door het leven. Ik zweef alleen in uiterst noodzakelijke gevallen. Ben ik bijgelovig? Een beetje. Spiritueel ingesteld? Af en toen. Zweefie-zweefie? Alleen in uiterste gevallen van nood. Ja, een nuchtere (Hollandse) meid. Vind ik zelf.

Dit zelfbeeld werd toch enigszins teniet gedaan toen ik van mijn huisgenoten een aantal keer de vraag kreeg of ik ‘bijgelovig’, ‘spiritueel ingesteld’ of ‘zweefie-zweefie’ was. Nog altijd sta ik met mijn mond vol tanden –dat is een unicum- als me dit gevraagd wordt. Ik weet na zo veel keer nog niet hoe ik moet reageren op dergelijke vragen die altijd vergezeld worden met een blik van verbijstering.

Het gebeurde ooit dat een huisgenoot voorstelde mijn Buddha te verplaatsen naar de plank recht tegenover het raam zodat ik mijn plant op de plek van de wijze man kon plaatsen. Ik deed de mededeling dat daar niets van inkwam en mijn huisgenoot vroeg waarom niet, dat was tenslotte in zijn optiek de beste oplossing. ‘Dan kijkt ‘ie naar buiten, dan kijkt ‘ie t geluk naar buiten,’ deelde ik hem stellig mede. Met grote ogen werd ik aangekeken en kreeg te horen: ‘Jezus Char, niet zo zweefie-zweefie hoor.’

Meest recent overkwam het mij dat ik in een discussie verwikkeld raakte met mijn nieuwe huisgenoot. Na drie dagen verhuizen en klussen was ze geïnstalleerd en vroeg me of ik zin had in een roseetje op haar kamer. Nu ging ik uiteindelijk voor een biertje, maar ik ging enthousiast op haar aanbod in. Toen ik haar vers ingerichte kamer binnenstapte verstijfde ik vrijwel onmiddellijk. ‘Pauwenveren,’ zei ik hard op. Niets vermoedend, reageerde mijn kersverse huisgenoot: ‘Ja, mooi he? Heb ik ooit gekregen van iemand.’ Ik stond nog steeds stokstijf midden in haar kamer en niet begrijpend vroeg ze: ‘Hoezo? Is er iets mee?’ Mijn antwoord was resoluut: ‘Die brengen ongeluk, die moet je weghalen.’ Of ik soms zwaar bijgelovig was en of ze de veren voor mij moest weghalen, omdat ik boven die pauwenveren sliep?,  kreeg ik als antwoord.

Drie dagen later kwam ze mijn kamer binnen en zag daar op een van mijn planken ‘De Gouden Driehoek’ liggen. In haar ogen niets meer dan drie gekleurde steentjes. Ze informeerde of ik die stenen soms op vakantie had gevonden. ‘Nee, dat is De Gouden Driehoek, die zorgt voor goede energie en een harmonische sfeer in huis,’ luidde mijn antwoord. ‘Geloof je nou echt in dat soort dingen?’ vroeg ze me. Ik reageerde met de mededeling dat het geen kwestie van geloof was. ‘Jawel..’ zei ze ‘van bijgeloof.’