Suramadu brug in Surabaya. Verleden ontmoet heden. Foto: asiaexplorers.com

Suramadu brug in Surabaya. Verleden ontmoet heden. Foto: asiaexplorers.com

Ik geloof dat iedere zich van zijn achtergrond bewuste Indo de situatie wel kent waarin je schaapachtig en onbegrepen wordt aangestaard, als je in Nederland probeert uit te leggen wat ‘Indisch’ eigenlijk is. Na mijn recente vakantie in Indonesië kan ik niet anders concluderen, dan dat het daar niet veel anders is. Als Nederland en Indonesië als respectievelijk de vader en moeder van ons volk gezien kunnen worden, wordt het toch eens tijd dat zij hun Indische kind leren kennen.

Na ongeveer twintig keer in Californië geweest te zijn, ontdek ik toch steeds weer nieuwe dingen daar. Zo verliep mijn tweede vakantie in Indonesië ook. Het begon eigenlijk aan het begin van iedere taxirit, als de chauffeur vroeg waarom ik zo goed Maleis kon. Het meest acceptabele antwoord voor hen was dat mijn moeder uit Surabaya komt. Niet dat dat een directe reden is, maar het verklaarde wel op de meest begrijpbare manier mijn affiniteit met de taal.

“Nee, mijn moeder is geen Indonesische vrouw maar een Indo… Indo-Belanda.”

Mijn antwoorden op hun vervolgvragen waren meestal hetzelfde; “Nee, mijn moeder is geen Indonesische vrouw maar een Indo… Indo-Belanda. Nee, zij is niet half Nederlands, maar gemengd net als haar ouders en grootouders… Uit de Nederlandse tijd”. Ik maakte het mijzelf er niet makkelijker op want uiteindelijk begreep niemand wat ik nou exact bedoelde.

Na taxichauffeurs, volgde met vele winkelbediendes, straatverkopers, hotelmedewerkers en uitgaanspubliek hetzelfde verhaal. Zelfs mijn nieuwgevonden familie in Jakarta zag mij niet als Indisch, maar wel als hun familie. De concepten ‘Indisch’ of ‘Indo-Europees’ waren hen vreemd; ik was de vleesgeworden representatie van het Europese, blanke bloed dat hun vader, een volle neef van mijn moeder, zou bezitten. Hun mildste uitdrukking was: “Your face is Indonesian, but why are you so white?!”.

Ik was de vleesgeworden representatie van het Europese bloed.

De onwetendheid over het Indische is de dagelijkse realiteit voor een goede vriend van mij, eveneens een blanke Indo, die al jaren in Bandung woont. Maar ook mijn donkere, Indische reisgenoot kreeg – op een omgekeerde manier – dezelfde bejegening. Men zag hem weer als Indonesisch, zonder te begrijpen dat zijn beide ouders nakomelingen zijn van een eeuwenlange vermenging. Wanneer wij drieën op stap gingen, zag niemand drie mannen van dezelfde afkomst en cultuur. Zij zagen alleen maar twee bulehs en een Indonesiër.

Na mijn ervaringen kan ik alleen concluderen dat er in Indonesië net zoals in Nederland voornamelijk een dichotome interpretatie van afkomst heerst. Je bent wit of zwart. Misschien dat men ergens het idee ‘halfbloed’ half begrijpt, maar het concept ‘bloedvermenging door de eeuwen heen’ lijkt totaal vreemd. En toch dien je dat idee eerst meester te zijn, wil je begrijpen wat Indisch is.

Als volk bestaan we al eeuwenlang, maar niemand weet wie je bent.

Ergens vind ik mijn conclusie triest. Als je als volk al eeuwen bestaat, 1 miljoen of meer in aantal bent, vertegenwoordigd bent in drie werelddelen, maar bijna niemand weet wie je bent! Zijn wij uit het Nederlandse en Indonesische collectieve geheugen verdwenen of zaten wij er nooit in?

Wat zou het toch fijn zijn, als je vertelde dat je Indisch was en iedereen meteen wist wat je bedoelde. Om deze droom ooit verwezenlijkt te zien, kan ik alleen nog maar mijn hoop vestigen op dat kleine groepje aan wijsneuzen, dat al jaren de comments van fora als deze volkrabbelt met epistels en discussies over minuscule afwijkingen in interpretaties over wat Indisch is. Ik hoop dat zij zich kunnen verbroederen om vervolgens hun krachten en kennis te bundelen en het Indische woord te verspreiden. Alleen dan is er nog hoop om de wereld, voornamelijk onze Nederlandse vader en Indonesisch moeder, eens te leren wie en wat wij zijn.