Amsterdam, 12 maart 2008
door Ed Caffin

Sommige Indische mensen, en ook anderen overigens, denken dat de Indische cultuur en identiteit ophoudt te bestaan. Ik denk het niet. Sommigen vinden dat je de oorlog meegemaakt moet hebben om Indisch te kunnen zijn. Dat vind ik niet. Anderen houden vast aan nostalgie en voelen heimwee naar het Indië van toen. Soms moeten ze niets hebben van het huidige Indonesië of zijn daar nooit geweest. Ik vind nostalgie een heerlijk gevoel, en op mijn manier voel ik dat ook als ik de oude foto’s bekijk van mijn grootouders. Maar ik vind Indonesië fantastisch, sterker nog, ik ga er vaak heen. Daarna heb ik een tijdje heimwee.

Uiteindelijk vind ik de vraag of de Indische cultuur en identiteit blijft bestaan niet relevant. De vraag moet volgens mij anders worden gesteld: “blijft de Indische cultuur en identiteit in zijn huidige vorm bestaan?” Het antwoord is voor mij simpel: “Nee”. Als de huidige vorm inderdaad betekent: nostalgie, heimwee naar Indië en trauma over het geleden oorlogsleed dan is dat binnen een jaar of twintig wel zo’n beetje voorbij. Maar het traditionele Indisch zijn wordt de laatste jaren omgevormd tot iets anders. Oftewel, de Indische identiteit en cultuur leeft voort in de generatie Indo’s die nog weten hoe het bij hun grootouders thuis was en die opgroeiden in een ‘goed aangepast’ en ‘bijna Nederlands’ gezin, met over het algemeen (een) zwijgzame ouder(s) als het het Indisch zijn betreft. Zoals ik. En die generatie herformuleert het Indisch zijn de laatste jaren in iets anders en uiteindelijk in iets nieuws.

“Hoeveel procent Indisch ben jij?” Ik zeg dan altijd : “50%. Vader is Indisch, moeder Nederlands”. Halfbloed? “Nee, dubbelbloed dus”. Maar ik zou net zo goed 75% of 25% kunnen zeggen , want zit het Indische wel in je genen? Je ziet het in ieder geval niet meteen aan me. Aan mijn vader zie je het wel. In een Indische toko is hij door zijn uiterlijk en zijn stille karakter al snel een met het omgeving, maar ik maak weer veel eerder een praatje met de vrouw achter de balie. Niet in het Maleis dan, maar in Bahasa Indonesia. Geleerd op reis en uit boekjes. Ik kan wel goed djonkok zitten trouwens. Vinden ze heel normaal in Indonesië. In Nederland ken ik bijna niemand die dat ook kan.

Hoe zit het met die veranderende Indische identiteit dan precies? Er zijn Indo’s die zich helemaal niet Indisch voelen en zich er ook niet voor interesseren. Voor mij geldt dat ik me na mijn eerste reis naar Indonesië ben ik me een stuk meer Indisch ben gaan voelen. Er was herkenning en ik ging me meer verdiepen in de Indische geschiedenis door zelf dingen uit te zoeken en te lezen. Ironisch eigenlijk. Terwijl het mijn vaders generatie werd afgeleerd heb ik me het Indische weer op eigen houtje aangeleerd. Tenminste dan, op mijn manier. Op zijn slechtst een manifestatie van reisromantiek in mijn Indische geworteldheid. Op zijn best een manifestatie van mijn Indisch zijn in het herkennen van de oude verhalen in de sfeer van Indonesië. En de grote nieuwsgierigheid.

Soms denk ik; ik ben eigenlijk Indischer dan mijn vader. Hij spreekt nauwelijks meer een woord Maleis en weet nog van lang geleden hoe het was een kind van de tropen te zijn. Stiekem denk ik dat hij er nooit aan kon wennen; altijd sokken aan in bed. Ik trouwens sinds een tijdje ook. Voor mij zijn de tropen al een beetje een warm thuis geworden, en is thuis soms maar vreemd en koud. Ik denk dat ik eigenlijk ook Indischer ben dan mijn broers, terwijl ze er net zo veel (of zo weinig) van hebben meegekregen als ik. Ik ben geinteresseerder en ga veel naar Indonesië – en dan ook het liefst zo lang mogelijk.

Voor veel ‘derde generatie’ Indo’s betekent Indisch zijn weer heel iets anders. Sommigen gaan naar zogenaamde Indo’s party’s of verzamelen zich in clubs op internet. Samen met andere Indo’s feesten. Do’s en dont’s uitwisselen voor echte Indo’s. Dat doe ik niet. Sommigen vinden dat je niet met de Indonesische vlag mag lopen omdat “het een symbool is van het regime dat onze voorvaderen op de boot zette naar Nederland”. Dat vind ik niet. Anderen verdiepen zich in de Indische geschiedenis en gaan graag op vakantie naar het huidige Indonesië.

Hoe het Indisch zijn ook tot uitdrukking komt, het leeft bij een steeds actiever en meer bewust wordend deel van de grotendeels volwassen geworden derde generatie. Misschien gaat het op den duur wel bij hen meer leven dan bij de tweede generatie. Maar hoe dan ook zal de toekomst van de Indische identiteit uiteindelijk in andere dingen gaan zitten dan in hoe het ooit was in tempo doeloe of in het moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Dat hoeft niet meer.

Als ik naar me zelf kijk hoop ik dat het de richting in zal gaan van een levendige, moderne en open identiteit, zonder wrok, verdriet en al te veel nostalgie. En waarin interesse voor en kennis van de Indische geschiedenis samengaat met fascinatie en liefde voor Indonesië. Omdat daar, hoe je het ook bekijkt, zoveel verbondenheid mee is. Ik zie dus een identiteit voor me met een dubbelde geworteldheid : een deel in het Westen en een deel in Indonesië. Immers, was dat gegeven ook niet precies wat een Indo een Indo maakt?