indonesieDoor Kirsten Vos en Ed Caffin

EC: Hee Kirsten, ik las je stuk in Archipel waarin je schrijft dat je “niet zo goed weet wat je met Indonesië aan moet”. Je hebt wel veel met Nederlands – Indië, maar weinig met Indonesië. Jammer eigenlijk, want het is zo’n geweldig land! Ik ga er vaak heen. Zelfs zonder de hele geschiedenis –voor zover die weg te denken valt- vind ik het al prachtig. En juist omdat een deel van mijn familiewortels er ligt, vind ik het nog mooier. Indonesië hoort voor mij echt bij het Indische. Maar dat geldt voor jou dus niet?

KV: Dat is het niet. Althans, niet helemaal. Indonesië hoort bij het Indische omdat met Indonesië het Indische daar gestopt is én omdat het grondgebied dat van het voormalige Nederlands-Indië is. Het Indonesië van nu, de mensen, de culturen, daar weet ik weinig van. Ik denk dat mijn aarzeling te maken heeft met de vraag hoe het komt dat ik me thuis voel in een land waar ik nooit eerder geweest ben. Is dat gevoel dan gewoon mijn verbeelding of speelt er meer? Want het lastige is dat ik me ook in andere landen op mijn gemak voel. Het gevoel dat jij bij Indonesië hebt, heb je dat ook bij andere landen?

EC: Er zijn zeker wel meer landen waar ik me ‘thuis’ voel, of zou kunnen voelen, maar Indonesie heeft wel echt iets speciaals. Het gevoel bij het land is een combinatie van heel veel dingen. Zoals ik al zei, mijn wortels, maar ook geweldige mensen en culturen, een heerlijk klimaat en een prachtige natuur. Ik voel me heerlijk daar en heb het idee dat mijn “Aziatische kant” in Indonesie meer tot uitdrukking komt. Wat dat betreft is mijn Indisch zijn echt de samenvoeging van Europees en Aziatisch. Indisch omvat voor mij dus eigenlijk het ‘Nederlandse’ en het ‘Indonesische’ gevoel.

KV: Dat herken ik natuurlijk wel. Ik heb mijn wortels daar, dat geldt niet voor andere landen. Ik weet nog dat we daar waren, 16 jaar geleden inmiddels. We gingen eerst naar Jakarta, waar mijn moeder vandaan komt. We zijn daar naar het graf van mijn oud-oom gegaan, die KNIL-militair was. Ik herinner me ook dat mijn opa zijn huis wilde laten zien. Toen we daar aangekomen waren, stonden er alleen nog maar een paar palmbomen: zijn huis was weg. Het huis van mijn oma stond er nog wel, aan de Jalan Tanjung in Menteng. Mijn moeder heeft me rondgeleid door haar kleuterschool en ik heb in de kerk gestaan waar mijn grootouders getrouwd zijn. Vervolgens heb ik in Bandung het huis van mijn vader gezien en zijn we langs het Boromeus-ziekenhuis gereden, waar hij geboren is. Het was bijzonder om te zien waar mijn families vandaan kwamen. Voor het eerst kon ik de verhalen koppelen aan echte plekken. Dus ja, Indonesië is niet zomaar een vakantieland voor me.

EC: Bijzonder hoor. Ik heb ook het huis van mijn vader en grootouders bezocht op Java. En ook die van mijn overgrootvader in Gorontalo. Maar ik blijf steeds weer nieuwsgierig naar weer andere plekken die iets met mijn familiegeschiedenis te maken hebben. Maar ook de rest van het land vind ik geweldig. Er valt zoveel te zien en te ontdekken. Indonesië is overal weer anders. Elke plek heeft weer een eigen gezicht, andere mensen en vaak een eigen taal en cultuur. Toch is er ook een hele duidelijke herkenbare “rode draad”; het straatleven, Bahasa lndonesia, het eten, de gastvrijheid etc. Dat maakt het overal ook weer heel vertrouwd.

KV: Waar ik voor wil waken, is dat ik een soort romantisch-idyllisch droombeeld heb van Indonesië op basis van mijn achtergrond. Uiteindelijk draait het er voor mij gewoon om welke band ik met een plek voel. Je zou kunnen zeggen dat Indonesië daar bij uitstek het land voor is, omdat mijn families er vandaan komen. Daar kan je echter weer tegenin brengen dat Indonesië ook het land is waar mijn families haar ‘deuken’ hebben opgelopen. Ik denk dat ik me overal thuis zou kunnen voelen, zolang ik de plek zelfstandig leer kennen. Dat wil ik met Indonesië nog doen en heb jij volgens mij al gedaan.

EC: Ja dat klopt wel. Ik ben er al vaak geweest en ga binnenkort zeker weer. Er woont nog familie die ik een keer heb opgezocht en ik heb er vrienden gemaakt. Ik beschouw het inmiddels min of meer als mijn tweede land. Ik ben benieuwd hoe de volgende keer voor jou zal zijn.