Het groepje echte vrienden dat ik heb, kent elkaar al jaren. Bijna allemaal zijn we Indisch. Toegegeven, het lijkt haast alsof we elkaar hierop hebben geselecteerd. In werkelijkheid is het echter anders gelopen. De Indische vriendengroep was er ineens, en heeft ons de jaren erna gevormd. Vanaf het eerste moment zijn we als broers voor elkaar geweest; “saudara” voor het leven.

Op sociaal vlak was ik vroeger een laatbloeier. Pas na mijn 18e leerde ik vrienden kennen met wie ik een diepere band ontwikkelde. In de nadagen van mijn middelbare schooltijd vormden wij een klein Indische subgroepje binnen al de subgroepen die je had in de jaren ’90.De gemeenschappelijke interesse in onze culturele achtergrond werd de basis van onze vriendschap. Samen ontdekten we de pasar malams, Indo parties en de vele Indische afslagen op de snel opkomende digitale snelweg.

Gaandeweg leerde ik steeds meer Indische jongens kennen met dezelfde hunkering naar culturele ontplooiing als die ik voelde. Buiten het praten over en samen beleven van de Indische cultuur voelden we een hechte band die al snel zorgde voor een diepe verbroedering. We hoefden elkaar niet echt te leren kennen; het was of wij al vanaf geboorte uit hetzelfde hout gesneden waren.

Bij de eerste ontmoeting merkten we al dat we elkaar feilloos aanvoelden. Er was geen miscommunicatie, er waren geen misverstanden over geld, tijd of meisjes. We vulden elkaar aan, hielpen elkaar wanneer het moest. We zwegen als het moment daarom vroeg en spraken als er iets gezegd moest worden. Wij waren meer dan vrienden van elkaar. We waren broeders. Wij zagen onszelf als de hoop voor en beschermers van de Indische cultuur in de 21e eeuw en noemden elkaar respectvol “saudara”, vrij vertaald “broeder”. Later kortten we dit af naar “sau”.

Ik vroeg me vaak af of wat wij hadden echt nieuw was of alleen nieuw leven ingeblazen had gekregen. Waren de Indische vrienden van mijn opa ook als broeders voor hem? Hadden mijn oudere neven alleen Indische vrienden omdat zij toen de eerste gekleurde jongeren in Nederland waren? Had mijn broer op mijn leeftijd met zijn Indische vrienden ook zo’n diepe band? Iedere tijd heeft waarschijnlijk wel zo z’n eigen magie, maar voor ons luidde de tijd zo vanaf het begin van de jaren negentig een periode van Indische verbroedering in die nooit meer weg zou gaan.

Nu ik begin dertig ben, zie ik mijn Indische broeders steeds minder. Logisch, iedereen heeft zo langzamerhand zijn eigen leven en eigen gezin. Maar zoals al zo vaak is gebleken, maakt het niet uit hoelang we elkaar niet zien. Iedere keer is het weer als die eerste keer. Onze broederschap bevat een onvoorwaardelijke gehechtheid die voor mij zo kenmerkend is voor de Indische cultuur.

Of, zoals mijn sau Claude al sinds die tijd citeert uit de film Bad Boys; “Ride together, die together!’