Wanneer mag je soeda zeggen?
Mijn vriend M. en ik hebben erg on-Indisch gedrag vertoond: we zijn de familiedrukte rond de feestdagen ontvlucht door 10 dagen Berlijn te boeken. Ja, stiekem heb ik de chaos en stress van het Kerstdiner met de familie gemist. Daar staat tegenover dat de vragen die Berlijn bij me oproept, dat gemis meer dan waard zijn geweest.
Berlijn, oudjaarsavond 2010
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bestierde Hitler vanuit zijn in Berlijn gevestigde Reichskanselarei zijn oorlog. De man uit Beieren, die zo’n 10 jaar voor zijn verkiezing tot Reichskanselier gevangen had gezeten voor een poging tot staatsgreep, wilde van Berlijn Germania maken: hoofdstad van het grote Germaanse rijk. Tegenwoordig is het een stad die bulkt van de vragen.
Na toeristische trekpleisters te hebben bezocht, Weihnachtsmarkten te hebben afgestruind en door kleine buurtjes te zijn geslenterd, zou het vreemd zijn om te zeggen dat ik wél de antwoorden heb, waar de Berlijners zelf al decennia over twisten: hoe is het mogelijk geweest dat Hitler aan de macht gekomen is, hoe gaan we om met de tastbare overblijfselen in onze stad uit zowel de nazitijd als de Koude Oorlog, en hoe bouwen we aan een gemeenschappelijke toekomst, terwijl we als stad met een schuld van 80 miljard failliet zijn?
Wat ik wel door heb van de Berlijners? Ze stéllen die vragen, publiekelijk en zorgvuldig, ook als ze pijnlijk zijn. Misschien omdat ze er niet onderuit kunnen, maar ze doen het wel.Een voorbeeld: in het Duits Historisch Museum (Zeughaus) is een tentoonstelling ingericht over hoe het mogelijk is geweest dat Hitler steun had van zowel Duitsers. Hoewel voor mij die vraag vrij logisch is, is het hier onderwerp geweest van een flink publiek debat. Hoewel ik de expositie in Wannsee meer antwoorden vond geven dan de expositie in het Zeughaus, laat de discussie over de tentoonstelling zien dat, ten eerste Hitler en de Tweede Wereldoorlog nog steeds een gevoelig onderwerp zijn, en ten tweede dat de Duitsers, ondanks die pijnlijkheid, de vraag willen beantwoorden.
Misschien denk jij nu ‘Ja, het toch logisch dat ze dat doen? Dat is de enige manier om te voorkomen dat dit ooit weer gebeurt.’ Ik zou dat ook zeggen. Maar als ik zie hoe Nederland omgaat met haar eigen verleden, moet ik constateren dat óf Nederland niet logisch nadenkt, óf pijnlijke vragen over het eigen verleden liever verbergt. Want we weten allemaal dat het koloniale verleden van Nederland, de gruwelijk effectieve Jodenvervolging in ons land tijdens de WOII en de late afschaffing van de slavernij – of onze bijdrage aan de ontwikkeling daarvan – niet meer dan voetnoten zijn in de vaderlandse geschiedenis.
Hoe komt het dat een land als Engeland wel met haar voormalige kolonien in een Commonwealth zit en goede banden onderhoudt met zowel India als Canada? Vergelijk de relatie van Engeland maar eens met het uitgestelde staatsbezoek van Indonesië, de ophef over Desi Bouterse’s verkiezing tot nieuwe president van Suriname, of de anti-Nederlandse houding op de (voormalige) Antillen? Net als Duitsland, heeft ook Engeland haar fouten uit het verleden benoemd en aangepakt. Op die manier kan het signalen herkennen die duiden op mogelijke herhaling, maar vooral meer toekomstmogelijkheden in de internationale relaties ontwikkelen.
Zou het voor Nederland dan te moeilijk zijn om vragen te stellen over het eigen verleden? Want ik ben geneigd te concluderen dat, als een land zijn verleden onder de loep neemt, het lef nodig heeft om pijnlijke vragen te stellen. Lef, en misschien ook wel een oprecht eergevoel. Of zou er een andere reden zijn voor het Nederlandse gebrek aan durf om pijnlijke vragen en antwoorden uitgebreid in de geschiedenisboekjes op te nemen?
Maar goed. Dit gaat verder. Een jonge Duitser krijgt, als hij een gesprek is met iemand uit een ander land, gemiddeld binnen half uur een vraag over de oorlog, hoorde ik iemand vertellen. Hoort dit? Of moeten we als buitenland op een gegeven moment ophouden met de vinger wijzen? Wat doe je als nakomelingen van degenen die ‘schuldeiser’ zijn? Blijf je het recht houden op verwijt? En, als de beschuldigde de schuld niet erkent, blijf je dan ook de recht en de plicht hebben die schuld te innen? Hebben wij als nakomelingen van de eerste generatie Indische Nederlanders, die schuldeisers zijn van Nederland als ex-koloniale mogendheid, nog het recht om de nakomelingen van de voormalige koloniale heerser ter verantwoording te roepen? Hebben wij het recht om die schuld te laten gaan? En verzaken wij dan als nakomelingen, of kiezen wij simpelweg voor onze toekomst? Mijn vraag is dus: wat is hierin het erfrecht van schuld? En: wanneer houdt het op?
Aan de vooravond van 2011 zijn dit een paar van die vragen die het verblijf in Berlijn bij me losmaakt. Wie weet vind ik in het komende jaar antwoorden. Jullie, onze lezers, wens ik namens de hele redactie een prachtig nieuw jaar toe, vol met inspirerende antwoorden en prikkelende vragen.
Hitler werd geboren in Branau am Inn in Oostenrijk. Hij kwam niet uit Beieren en was eigenlijk niet eens een Duitser. Dit feit geeft al een beetje de richting aan waarin we moeten zoeken naar antwoorden op de vragen. De nazi misdaden zijn niet uitsluitend op conto van Duitsland en de Duitsers te schrijven. Ook Europa, en eigenlijk de westerse beschaving zijn mede verantwoordelijk. Al was het maar vanwege medeplichtigheid. Sie alle haben es gewusst oder wissen können.
De zaak van Nederland en de verantwoordelijkheid voor het koloniale verleden moet met net zo genuanceerd en gebaseerd op feiten worden benaderd i.p.v. het opgeheven vingertje. De aanloop naar de koloniale oorlogen van de 19e en 20e eeuw strekte zich uit over eeuwen. Visies en opvattingen zijn veranderd. Ook is er sprake van medeplichtigheid wat de scheiding in goeden en kwaden gecompliceerd maakt. Het geeft een vertekend beeld om alleen met de kennis van nu en de maatstaven van nu naar dat proces te kijken om vervolgens in termen van schuld en boete te spreken. Aan de andere kant moet er voor gewaakt worden om te vervallen in apologie en misdaden toedekken met de mantel der geschiedenis.
Over het gebeuren in 20ste eeuw is makkelijker te oordelen omdat die tijd dicht bij is en leeft in de herinneringen van de nog levende getuigen. Daarvan kunnen we in ieder geval stellen dat de Nederlandse staat middels de diverse regeringen een groot gebrek aan visie en een tenenkrommende bekrompenheid heeft laten zien t.a.v. het verlangen naar vrijheid van de autochtone volkeren van de landen die ze al dan niet nominaal onder haar bewind had. Tot op de dag van vandaag laat Nederland t.a.v. deze zaken zien hoe klein een klein land kan zijn. En hoe groot haar rancune. Nederland kende en kent grote geesten en nuchtere praktische denkers, maar op de een of andere manier zijn het telkens weer de kruideniers met een rancune tegen alles wat boven hen uitsteekt en het vulgus aan hun kant die hier de dienst uit maakten en nog maken in dit land. Le plat pays qui est le mien.