Dewi Reijs (29 jaar) is actrice en theatermaakster en gaat voor enige tijd naar Jakarta op zoek naar werk in de filmindustrie. Voor Indisch 3.0 houdt ze een tijdelijk dagboek bij. Hierbij de eerste van acht afleveringen van deze serieblog.

Vrijdag 18 mei 2012.

“GEORGE”

George Costanza. Bron: http://foggedclarity.com

George Costanza. Bron: http://foggedclarity.com

Loslaten. Dat woord moet ik goed onthouden voordat ik vertrek. Ik hoop dat mijn Indische genen mij niet in de steek laten. Al is alles wat daar van rest mijn eet- en kookmanie (waar overigens veel vrienden profijt van hebben) en mijn geloof in geesten, draken en luchtkastelen. Hier heet dat bijgeloof, in het Verre Oosten is het een serieus onderdeel van de samenleving.

Ik ken mijzelf. Die Hollandse ongeduldigheid en alles maar à la minuut willen regelen en voor elkaar hebben is een karaktereigenschap die diep in mij geworteld zit. Dat gaat vooral wringen wanneer ik aan het reizen ben in het buitenland. Wanneer iets te traag gaat, komt de George Costanza in mij tot leven, een klein kaal dik mannetje met een bril en een woedende blik uit de televisie show “Seinfeld”. George en mijn stress gaan samen hand in hand, ze zijn de beste vrienden. Verschrikkelijk. Dat wordt wat als ik straks in Azië wil gaan werken.

Er zit niets anders op dan de George in mij gerust te stellen.

Er wonen rond de 230 miljoen mensen in Indonesië en in de hoofdstad wonen even veel mensen als in heel Nederland. Mijn doel is om naar Jakarta te gaan om daar de taal te leren en contacten op te doen in de filmindustrie. Ik ben druk met de voorbereidingen en probeer zoveel mogelijk mensen te spreken die er gewoond hebben. Vanochtend had ik daarom een gesprek met een kennis, een model die maandelijks van hot naar her vliegt voor klussen. Ze is een prachtige verschijning waar stiekem heel het terras naar gluurt.

Ik hang boven mijn koffie verkeerd en luister aandachtig. “Het gaat daar anders dan hier”, vertelt ze. Ik knik. “Ze komen altijd te laat…” Ik onderbreek haar en vertel zelfverzekerd dat ik daar ervaring mee heb: “Kan ik mee dealen, zo was het ook toen ik een theaterproject in Oeganda aan het opzetten was”. “…of soms komen ze helemaal niet.” vervolgt ze. “He? Ook als het om professionals gaat?” vraag ik verbaasd. Dan zegt ze resoluut: “Ja, er is geen peil op te trekken. Ik was na dik 1,5 jaar wel klaar met de mentaliteit daar, alles ging zo traag.” Ik word ongerust, ik ben plotseling totaal niet meer Zen. Ze ziet mijn blik en zegt tenslotte: “Ach het is vooral belangrijk om los te laten, accepteren.” Ik knik onzeker. Er zit niets anders op dan de George in mij gerust te stellen, zijn dikke nek te masseren, en de welbekende Aziatische glimlach op zijn gezicht te toveren.

Met een knetterend hoofd vol informatie fiets ik naar huis. De wind snijdt door mijn dunne tweedehands colbertje. Mijn hersenen kraken. Straks vind ik er helemaal niets aan, misschien wil ik na een week alweer weg? Nee, positief blijven, het is daar altijd warm, fijn toch? Nieuwe wegen aanboren en inslaan, dàt vind ik interessant en tegelijkertijd is het ook spannend.Ergens voelt het wel lekker, de sensatie van iets totaal onbekends, net als vroeger. Toen mocht ik één blokje om het huis rolschaatsen, niet verder dan dat. Maar dat deed ik natuurlijk stiekem wel, hele tochten maakte ik door de vaak ongure achterbuurten van Rotterdam.

Nog iets minder dan een maand, dan zit ik daar, ik kan niet wachten tot het zover is.