Dit jaar ben ik voor het eerst bij de herdenking van de capitulatie van Japan geweest, op 15 augustus 1945. Die datum was de Tweede Wereldoorlog in Indonesië officieel afgelopen. De setting, de Waterpartij in Den Haag, was prachtig en het was indrukwekkend om het mee te maken. Ik vroeg me alleen af waarom ik er niet eerder was geweest, terwijl ik al mijn hele leven in Den Haag woon.
De spreker die mij het meest aansprak was Willem Nijholt. Temidden van veteranen, oorlogsslachtoffers en nabestaanden sprak hij over de verschrikkingen die hij en zijn familie hadden meegemaakt. Hij sprak uit dat hij de Jap nooit zou kunnen vergeven, al was het maar omdat het Japanse volk nog steeds niet om vergeving had gevraagd.
Op de fiets naar huis verbaasde ik me erover dat ik er nooit eerder bij was geweest. Ik woon in Den Haag, al bijna mijn hele leven. Ik ben Indisch, al mijn hele leven. Mijn grootouders, die de oorlog zelf hebben meegemaakt, woonden ook in Den Haag. Maar nooit nooit nooit ben ik met hen daar geweest. En opeens herinnerde ik me waarom.
Ik herinnerde me dat, toen mijn opa nog in leven was, ik hem wel eens gevraagd had waarom hij niet naar de herdenking ging. Hij vertelde me dat hij tot december ’45 in het kamp had gezeten en dat 15 augustus voor hem helemaal niet het einde van de oorlog was geweest. Daarom ging hij niet.
Al fietsende zette dat me aan het denken. De ellende in Indonesië hield niet op na de Tweede Wereldoorlog. Daarna begon namelijk de bersiap, de vrijheidsstrijd, waardoor veel geïnterneerden in de kampen moesten blijven. Voor hen werd het alleen maar erger. Waarom? Omdat de Jap, die hen drie jaar lang het leven tot een hel had gemaakt, na de ‘bevrijding’ opeens hun beschermheer werd en hun vertrouwde Indië hen niet langer welkom heette.
Ter vergelijking – moet je je voorstellen dat je (groot-)ouders na de Duitse capitulatie in Auschwitz hadden moeten blijven en bescherming hadden moeten krijgen van de Duitsers. Dat is een verschrikking. De mensen die je vreesde, werden je beschermheren. Het moet de wereld op zijn kop zijn geweest. En het moet een intens gevoel van onveiligheid hebben gegeven. Want als je martelende, afslachtende, wrede, verkrachtende bezetter opeens je beschermer werd, wat moest er dan in vredesnaam wel niet gebeuren aan de andere kant van de kampmuren?
Thuis aangekomen vroeg ik me af wanneer al die ellende dan wel over was. Wat was de dag waarop mijn opa – en vele andere Indische Nederlanders – zijn bevrijding vierde? Welke dag moet ik nou eigenlijk herdenken?
Ik zette het journaal aan en tot mijn verrassing zag ik mezelf op het NOS Journaal bloemen in het monument neerleggen. Het waren witte bloemetjes. Rood leek me niet gepast, oranje ook niet (gezien de afwezigheid van het Koningshuis een juiste keuze), maar wit, de kleur van reinheid, wedergeboorte, een nieuw begin, dat was de enige kleur die bij vandaag paste.
Een nieuw begin. Is dan het moment waarop mijn familie een nieuw begin kon maken de dag van hun bevrijding? Was dat hun aankomst in Nederland, in 1958, toen zij door Indonesië het land uitgezet waren? Ik weet het niet. Maar ik hoop het wel.
————————————————————————————–
Deze blog verscheen eerder op www.kirstenvos.nl
Zonder af te willen doen aan de ellende die men heeft doorstaan tijdens de Japanse bezetting is Auschwitz niet te vergelijken met een Japans interneringskamp. De suggestie alleen al is m.i. enigszins pervers. Een vergelijking tussen de Japanse bezetting en het Nederlandse koloniale bewind lijkt me eerder aan de orde. Je kan dus beter de Japanse kampen met de Nederlandse interneringskampen voor nationalisten vergelijken zoals Boven Digoel. Bovendien vind ik het gegeven dat zonder het optreden van b.v. majoor Kido in Semarang w.s. een groot deel van de Nederlandse bevolkingsgroep, zo niet allen daar vermoord zouden zijn, zwaar ondergewaardeerd en onderbelicht.
Sorry voor deze late reactie.
Ook ik ben elk jaar geboeid door de nationale Indiëherdenking op 15 augustus bij het Indiëmonument in den Haag. De laatste jaren wel op TV, gezien mijn bovenmaatse leeftijd en ondermaatse conditie. Aan die herdenking kleeft wel een manco. De periode die daar wordt herdacht eindigt exact op 15 augustus 1945. Als je kort na die datum in een Japans gevangenenkamp bent omgekomen, zoals twee ooms en vele anderen, heb je pech gehad.
Na de Indonesische onafhankelijkheidsproclamatie van 17 augustus 1945 begon de revolutie te ontaarden in een terreur, de bersiap, waar zowel Soekarno, Hatta, en Sjahrir, als plaatselijke Indonesische autoriteiten geen vat op konden krijgen. Een terreur met steeds meer slachtoffers onder Nederlanders, Chinezen, Japanners, en Indonesiërs die verdacht werden te heulen met Nederland. Een zwaartepunt van die ontwikkeling vormde zich in Soerabaja.
Half oktober 1945 werd ik met 2000-3000 andere Nederlandse mannen opgepakt en opgesloten in de Werfstraatgevangenis, waar ik overigens al bij de Japanse Kenpeitai enkele maanden gevangen had gezeten. Bij die razzia’s zijn vele doden en gewonden gevallen. Begin november landden de eerste Brits-Indische troepen, Gurkha’s en Sikh’s in Soerabaja. Op 10 november, de eerste dag van het grote offensief, werden wij door Gurkha’s bevrijd. De bevrijding van heel Soerabaja zou vier weken kosten, voor veel vrouwen en kinderen kwam dat te laat. Naast de burgerslachtoffers vond een groot aantal Brits-Indische militairen (onze bevrijders!) de dood. Na mijn bevrijding ben ik als jonge jongen in een Rode Kruisteam betrokken geweest bij het zoeken en bergen van lijken van slachtoffers.
Al deze slachtoffers, zowel burgers als Brits-Indische militairen, worden bij de nationale herdenkingen in Nederland niet herdacht. Een mevrouw van de herdenkingsorganisatie wist mij te mailen dat die gesneuvelde Gurkha’s van na 15 augustus waren! Pech gehad! De Indiëveteranen worden (terecht) in het zonnetje gezet, maar die kwamen pas vanaf half maart 1946 in Indië en hebben niet aan onze bevrijding bijgedragen. Zelfs niet aan de bevrijding half juni 1946 van mijn vanuit Soerabaja in Midden-Java gegijzelde moeder en zus, zij zijn door bemiddeling van het Rode Kruis vrijgekomen en in veiligheid gebracht. Die veteranen mogen defileren, niet de Gurkha’s, onze echte bevrijders. Toch is dat organisatorisch niet zo moeilijk, met een retourtje Kanaaltunnel en een bordje lekker Indisch eten heb je een heel ceremonieel detachement Gurkha’s in huis. Wel zouden de ambassadeurs aanwezig zijn, maar die van Nepal heb ik nooit gezien. Onze gesneuvelde bevrijders worden nergens herdacht. De Canadezen mogen op 5 mei defileren, niet de Gurhka’s en de Sikh’s.
In de geschiedkundige kennis in Nederland gaapt tussen 15 augustus 1945 en de aankomst in maart 1946 van de eerste Nederlandse militairen in Indië een groot gat. Ik ben hierover pas goed gaan nadenken bij een bezoek aan de prachtig onderhouden erebegraafplaats Kembang Kuning in Surabaya. Niet alleen heb ik daar de graven van twee omgekomen tantes gevonden, ook de vele verzamelgraven van andere slachtoffers van de bersiap, de meeste met niet geïdentificeerde overblijfselen. Ook waren daar verzamelgraven uit Pujon waar mijn grootouders en andere familieleden hebben gewoond. Misschien ligt mijn Indonesische grootmoeder in een van die graven, van haar hebben wij na de oorlog niets meer gehoord. Bij bezoeken aan Pujon wisten de huidige dorpelingen mij hierover niets te vertellen, het huis van mijn grootouders was verwoest, evenals ons huis.
Ik ben blij dat vanuit de ambassade in Jakarta om de vijf jaar een herdenking plaats vindt op die erevelden. De televisie is daarin echter niet geïnteresseerd, jammer genoeg laten mijn leeftijd en gezondheid het bijwonen van zo’n herdenking niet toe. Mijn vrouw en ik hebben onze eigen herdenking ontwikkeld: zolang het ons nog lukt bezoeken wij ieder jaar in Vlissingen de graven van onze overleden familie. Op de bank in een hoek van de erebegraafplaats eten wij ons boterhammetje waarna wij langs de graven van onbekende soldaten lopen, known unto God. Ook zij krijgen nooit bezoek! Soms gaan we buiten de herdenkingen om naar het Indiëmonument, lekker rustig op het bankje onder de bomen. Opvallend is dat er meestal veel bloemen liggen, na begrafenissen/crematies daar neergelegd.