Om meteen met de deur in huis te vallen: Ik ben Indisch en dat waardeer ik. Nu zal geen enkele bezoeker van Indisch 3.0 geschokt van zijn stoel vallen. Laat staan dat men er vreemd van opkijkt. Toch wil ik er speciaal melding van maken, omdat ik in het dagelijks leven voor van alles en nog wat wordt aangezien behalve voor Indo. Eigenlijk lijk ik op Geert Wilders. Wel Indisch, maar je ziet het niet. In tegenstelling tot moi doet Geert daar natuurlijk ook zijn uiterste best voor. En terecht, want Indisch of niet, als ik in zijn schoenen stond zou ik ook proberen er zo Hollands mogelijk uit te zien. Het is dus wachten op het moment dan onze Limbonesiër blauwe lenzen gaat dragen en op bezoek gaat bij de huidarts van Michael Jackson.
Wilders en ik hebben beide een identiteitscrisis. Ik voel me namelijk niet Indisch. Nederlands trouwens ook niet. Voetballer Ibrahim Afellay is Nederlander, maar voelt zich, naar eigen zeggen, tegelijkertijd Marokkaan in hart en nieren. Zelf heb ik dat niet. Ik WEET dat ik Nederlander ben met Indische roots, maar daar houdt het op. Vaak vraag ik me zelfs af of zo’n gevoel überhaupt bestaat of dat het een door de gemeenschap gecreëerd geloof is. Zo van: ,,We zijn Indo’s, dus dan zullen dat van binnen voelen ook!’’ Een soort fantoomziekte. Als je er flink in gelooft, gaat het bestaan. Of nog belangrijker: Het krijgt betekenis. Daar is overigens niets mis mee. Integendeel, ik ben er jaloers op. Het houdt me steeds meer bezig. Het is niet voor niets dat ik vrijwillig voor deze site ga schrijven. En is het toeval dat er een Indisch film èn een Indische voorstelling op mijn CV staan? Ja, is mijn eerste reactie, want er moet simpelweg geld worden verdiend, maar dat ik de afgelopen jaren in mijn privéleven mijn interesses heb verlegd naar Indische vrouwen is wel raar. Sterker nog, ik ben met een vrouwelijke soortgenoot getrouwd! Of is dat ook toeval?
Misschien maak ik het groter dan het is (dat is nu eenmaal mijn werk) en is het logisch dat ik me niet Indisch voel. Ik zit in percentages als volgt in elkaar: 50% Nederlands, 25% Chinees, 25% Indisch
Slechts een kwart Indisch zijn is wellicht te weinig om je Indo te voelen. Dat ik me niet oer-Hollands voel is niet gek, want wij Nederlanders hebben enkel een groot saamhorigheidsgevoel wanneer het ons uitkomt. Die zogenaamde wij-momenten zijn overigens op één hand te tellen: Koninginnedag, dodenherdenking en wanneer het Nederlands Elftal wint (als er verloren wordt, spreken we uiteraard van zij, maar da’s logisch…).
Over mijn Chinese achtergrond heb ik sowieso nooit nagedacht. Het klinkt heel flauw, maar laten we eerlijk zijn. Als ik spleetogen had gehad was dat anders geweest. Wellicht ga ik dat nog ontdekken. Onlangs kwam ik erachter dat mijn schoonmoeder in de muur tussen de eetkamer en keuken een luik in de muur heeft. ,,Net zoals bij de afhaalchinees!”, dacht ik nog, maar dat is meer gevoel voor humor dan voor China. Ach, je moet ergens beginnen.
Het moge duidelijk zijn dat ik mijn stinkende best doe om me Indisch te voelen, maar het wil nog niet vlotten. Het ligt dus niet aan mij, maar aan anderen. Aan mijn ouders bijvoorbeeld. Mijn moeder is Nederlandse en mijn vader is een donkere Indische man die plat en onverstaanbaar Drents praat. Zij hebben me volledig Nederlands opgevoed. Inclusief het eten. Allemaal Hollandse kost. Mijn vader is een meester in stamppotten en hutspot, maar een fatsoenlijke Indische rijsttafel heb ik vroeger nooit op onze keuken zien komen. Af en toe een surrogaatrijsttafel met behulp van Conimex, maar dat telt niet.
Verder hadden mijn ouders, buiten de familie van mijn vader, geen andere Indo’s om zich heen. Daar heb ik nu nog steeds een trauma van. Vooral nu ik tegenwoordig steeds vaker in Indische kringen verkeer. Tijdens het draaien van de speelfilm ‘Ver van Familie’ vlogen er woorden en termen om mijn oren, waarvan ik nu nog steeds de betekenis niet weet. Zelfs de aangetrouwde blondines hadden een ruime voorsprong op mij. Dat wil je natuurlijk niet laten merken en als acteur kan je dat gelukkig verbloemen. Acteren is een eenzaam vak.
Ik trek de lijn van schuldigen verder door, want de society valt net zoveel te blamen. Er is in mijn leven nog nooit, maar dan ook nooit iemand naar me toe gekomen die heeft gevraagd: ,,Ben jij Indisch?” Als men het al vraagt i.p.v. roept (bv.: ,,Rot op naar je eigen land, kankerturk!”) is het altijd: ,,Bent u Spaans/Turks/Braziliaans/Italiaans/Marokkaans?” Bijeenkomsten met andere Indo’s heb ik natuurlijk niet meegerekend, want daar gaat men er klakkeloos vanuit dat ik er, net als de andere kleurlingen, ook bij hoor.
Tot zover mijn leven als Indo. De volgende keer deel 2 van mijn identiteitscrisis over mijn leven als Spanjaard/Turk/Braziliaan/Italiaan/Marokkaan.
Overigens moet mij als afsluiting van het hart dat ik, ondanks de Nederlandse opvoeding, heel veel van mijn ouders hou en veel waardering heb voor de wijze waarop ze mij hebben opgevoed. Geen respect trouwens! Dat woord heeft vandaag de dag totaal geen betekenis meer. Iedereen eist tegenwoordig altijd en overal van iedereen respect. Dat volgens mij de omgekeerde wereld. Daarom staat het woord respect niet langer in mijn vocabulaire. Waardering vind ik een logische èn goede vervanger. Waardering heb je voor iemand, respect verwacht je van iemand. Normen en waarden anno 2009. Tot zover mijn preek, want al voel ik me geen Indo, ik ben zeker geen Bono.
Is het hebben van een identiteitscrisis niet typisch Indisch?
Je zou eigenlijk niet meer hoeven te twijfelen en kunnen zeggen: Ik heb een identiteitscrisis, dus ik ben Indo.
Gezien het aantal Indo’s die schrijven over hun dentiteitscrisis zou je het Indo-cultuur kunnen noemen.
Je kunt ook een lotgenotencontactgroep oprichten wanneer er toch sprake is van een fantoomziekte, dan zou je een heel grote groep mensen bij elkaar krijgen.
Waarschijnlijk mensen met een lichtbruine huid, donker haar, gemengdbloedig, soortgelijke achtergrond en geschiedenis.
Je zou bijna kunnen spreken over een volk.
Hmm of is de cirkel nu weer rond?
Groeten,
Jeroen
Hoe kun je nou een kwart Indisch zijn? Je zal bedoelen een kwart-Indo. Indisch is een cultureel begrip, geen raciaal of etnisch begrip. Zolang je de termen Indo en Indisch door elkaar haalt, ben je onbegrijpelijk. Maar goed, dat past dan wel in je identiteitscrisis.
Alex, volgens mij ga jij hier ook scheef: ‘je zult wel een kwart Indo bedoelen’. Ook dat kan niet, Indo = Indisch en dus niet doorelkaar te halen aangezien het synoniemen zijn. Misschien bedoelt Patrick kwart Indonesisch en anders was het misschien handig geweest het te formuleren als ‘een Indische grootouder’. Iemand fout verbeteren is natuurlijk niet erg handig, maar goed, er zijn met jou een hoop Indo’s die dat fout doen.
Vrienden en vriendinnen,
Het is ook zo verwarrend. En niet voor niets een net begonnen zoektocht. Dus ga vooral zo door en verbeter mij alsjeblieft wanneer ik Indo, Indisch en Indonesisch door elkaar haal…
Grote Groet,
Patrick
Indisch = cultureel, Indische Nederlander; kan ook gelden voor een totok bijvoorbeeld, of een Chinese peranakan.
Indo = Indo-Europees; etnisch–> kind van een Indonesische (of: ‘inlandse’) en een Europese voorouder.
Indonesisch = tja…volbloed Indonesisch (al kan je daar natuurlijk ook weer een flinke boom over opzetten, want ook binnen de Indonesische groepen zijn er variaties, maar laten we daar maar niet aan beginnen)
Elke etnische groep (totok, peranakan, Indo) heeft zijn wortels de Indische cultuur. Het is maar net de vraag hoeveel je ervan meegekregen hebt. Heb je er niets van meegekregen, dan krijg je bijvoorbeeld Indo’s met een identiteitscrisis 😉
Al kan je, en dat is dan weer het betoog van Lizzy van Leeuwen en de reactie van Jeroen, ook stellen dat Indo’s die met de Indische cultuur opgegroeid zijn, JUIST een identiteitscrisis krijgen. Waarom? Omdat het in de Indische cultuur gebruikelijk was dat Indo’s zo Hollands mogelijk moesten zijn.
indos/indisch is een groep die moeilijk te identificeren zijn
vanwege de gemengde afkomst, sommigen zijn indo, andere
hebben alleen een opa die indo zijn, en anderen hebben
een totok als opa, de diversiteit tussen de indo’s is groot, idem
geldt voor de opvoeding en daarnaast wonen ze verspreid
over het land en vormen ze geen eenheid
Je uitleg over respect en waardering vind ik subliem Patrick … heb het ook al her en der “gebruikt” in een uitleg en velen vatten de boodschap.
Kirsten’s uitleg over Indisch Indo Indonesisch is heel duidelijk en begin me af te vragen… ok, wil je dan persé “Indo” zijn ? Wanneer begint zo’n identiteitscrisis ? Is dat erbij willen horen, of juist niet ?
Het blijft een feit dat door de vermenging van Nederland en Indië er een groep is ontwikkeld die toch niet snel vindt bij India/Engeland, Kongo/Frankrijk, Macau/Portugal …
Groet Roy
Kirsten Vos says:
September 19, 2009 at 15:01
Indonesisch = tja…volbloed Indonesisch (al kan je daar natuurlijk ook weer een flinke boom over opzetten, want ook binnen de Indonesische groepen zijn er variaties, maar laten we daar maar niet aan beginnen)
————————————————-
Volbloed Indonesisch bestaat wel.
Dat zijn de nakomelingen van volkeren in Indonesia ( Sundanees , Madurees ,Javaans , Minangkabau etc) die geen kontakten gehad hebben met andere volkeren.
Als in het verre verleden ooit een “vermenging” plaats heeft gevonden met buitenlanders (de europeanen , vreemde oosterlingen , chinezen etc dan zal het zo minimaal of zijn niet meer te achterhalen .
Indonesiers gebruiken tot ongeveer 50 jr geleden geen familienamen , vaak alleen 1 naam .
De mensen met familie namen en met een paar voornamen kunnen vaak hun afkomst reconstrueren om te kijken of er “vreemde”invloeden waren geweest.
Citaat Kirsten Vos;
[…]Waarom? Omdat het in de Indische cultuur gebruikelijk was dat Indo’s zo Hollands mogelijk moesten zijn.[…]
Even voorbijgaand aan de discussie wat ‘Indische cultuur’ nu eigenlijk is, denk ik dat er hier een mythe aan het ontstaan is. Sprekend uit eigen ervaring van het opgroeien in een Indisch gezin, kan ik in ieder geval vertellen dat ons niet is verteld om zo Hollands mogelijk te zijn. Er waren een heleboel zaken van het “Hollands-zijn” waartegen onze ouders zich afzetten. Wel moesten we tweemaal zo hard ons best doen en liefst beter zijn dan de blanke Nederlander. Het was zaak de hier geboden kansen zo goed mogelijk benutten. Daarbij komt dat ons referentiekader van meet af aan Nederlands was. Ik ben ervan overtuigd dat wij geen uitzondering waren. Vervolgens trouwden, zo te zien, velen, zo niet de meerderheid, van de migranten kinderen met een blanke Nederlander die een even grote, zo niet grotere invloed had op de opvoeding van de kinderen.
In het kort: het lijkt me dat een minderheids cultuur die de belangrijkste eigenschappen als taal en normen met een dominante cultuur gemeen heeft en niets heeft om een eigen karakter te behouden naadloos op gaat in de dominante cultuur. Sterker nog, de minderheidscultuur had alles in zich om zich zelf op te heffen. Ik denk dat het eigen karakter in stand werd gehouden door de structuur van de koloniale samenleving. Nu die er niet meer is verdampen ook de speciale karakteristieken van de Indische cultuur van mijn ouders.
Ik ken iemand die een Thaise vrouw heeft getrouwd. Hun kinderen zijn beslist geen Thai ook al spreken ze meer Thai dan ik Maleise woordjes ken en kennen ze de Thaise cultuur via hun moeder. Dat in gedachten houdend is de vraag: waarom zou een Indische ouder, en in het geval van Wilders, een Indische grootouder iemand Indisch maken? In welk percentage dan ook?
@Harry: Ik ken iemand die een Thaise vrouw heeft getrouwd. Hun kinderen zijn beslist geen Thai ook al spreken ze meer Thai dan ik Maleise woordjes ken en kennen ze de Thaise cultuur via hun moeder.
Ik ken ook zo’n iemand Harry. Maar dan ken ik dat kind, nu in de leeftijd van de menopauze. Nee, zij is absoluut geen Thai, maar heeft, nu eenmaal in haar “oudere” dagen, meer voldoening, herinnering en geluk door haar Thaise achtergrond, en voelt zich meer dan gewoon verbonden met deze in dat verre land. In percentage uitgedrukt blijft dat 50-50, eigenlijk precies zoals ik zelf als Indo …
Dáár wil op gegeven moment die “andere” kant en wil terug… híér wil ik maar al te graag weer weg naar dáár, en in de landen elders waar ik woonde speelde dat niet mee. En dat heeft mijn vriendin dus nu, sinds ong. 3 jaren, óók. Lijkt dus dat de korte en lange termijn meedoen hier, groet Roy
@RoyJava
Dat ouders een sterke invloed hebben is duidelijk. En hoe men later tegenover de cultuur van een niet Nederlandse ouder staat is ook weer sterk afhankelijk van de cultuur en de individuele omstandigheden. Waar het mij om gaat is het begrip en naam ‘Indisch”. De willekeurige manier waarop het gehanteerd wordt maakt het verwarrend. En zonder inhoud.Een ieder geeft daar zijn eigen invulling aan, lijkt het. Een beetje kort door de bocht, als je 10 keer in een Indisch restaurant heb gegeten ben je Indisch.
Het opmerkelijke is dat het bij geen enkel ander groep gebeurt. Men is geen Chinees ook al heeft men een Chinese opa, bijvoorbeeld. Sterker nog, men is geen Koreaan als men als adoptie kind hier is opgegroeid. Ook al zijn de beide (biologische) ouders Koreaan. Het gebeurt alleen bij de mensen die zich tot de Indische groep rekenen. Het wordt bijna een geloof.
@Harry: Het opmerkelijke is dat het bij geen enkel ander groep gebeurt. Men is geen Chinees ook al heeft men een Chinese opa, bijvoorbeeld. Sterker nog, men is geen Koreaan als men als adoptie kind hier is opgegroeid. Ook al zijn de beide (biologische) ouders Koreaan. Het gebeurt alleen bij de mensen die zich tot de Indische groep rekenen. Het wordt bijna een geloof.
Een geloof? Of de herkenning van “iets” wat zeer speciaal is in deze wereld? Indonesië heeft sinds mensenheugnis “iets” wat andere landen, naties, communities, niet hebben en zelfs de Java Pithecantropus is daaraan debet geweest. Wat is dat “iets”? Kurang tahu, enkel als je mensen van dezelfde hoek ontmoet, is dat er, en zeker bij Indischen. Wel s een Indo ontmoet in Nw Zeeland, Antigua of Finland? Geweldig is dat, dat kan ik je vertellen!
Dat het nú een item is, bijna een trend, om je gevoelens op papier te zetten, je achtergronden in de weegschaal te plaatsen en een identiteit willen hebben, past geheel binnen dit kader van het ego-tijdperk. Ik vermoed dat welke identiteit je ook wenst (door etnische bijkomstigheden) de korte of langere termijn meedoet. Ook voor Koreanen met Koreaanse ouders opgegroeid in Timbuktu of Attepoepoep … ;o)
Groet Roy
Alsjeblieft zeg, zijn we nou onderhand nog niet klaar binnen de Indische gemeenschap met dat geneuzel over ID, % -tje dit en een %-tje dat? Ben gewoon Indo en als je dat niet voel ga dan lekker onbewust assimileren in de Nederlandse maatschappij. Ik vind het echt persoonlijk zonde dat een site als Indisch 3.0 hieraan meewerkt. Indische mensen op zoek naar cultuurgenoten en nieuws over cultuurgenoten hebben geen trek om onzekere mensen tegen te komen op een site die zich als “Indisch” profileert. Wat hebben we nu aan een dergelijk artikel. Sterker; wat heeft Indisch 3.0 aan een dergelijke redacteur? Zie je het al voor je; Joodse website..ik heet wel Jacob of Chiam en ben Joods maar ik voel me niet Joods, maar ben wel redacteur hier. Of een Surinaamse vereniging die onderling discussies houden: ik ben een creool (negeriode), maar ik voel me niet zo. Als ik nu meer kroeshaar zou hebben, ben ik het dan wel? Aduh, Indo’s alsjeblieft houd hier eens mee op. Misschien doen jullie het niet onbewust, hoop ik, maar op deze manier helpen jullie zelf mee met de stagnatie van de Indische cultuur. Als je als Indische organisatie, die een baken moet zijn voor zijn doelgroep, gemeenschap, etc, openbaar vragen gaat stellen als wat Indisch is, ID en in %- betreft afkomst gaat publiceren dan is het einde denk ik zoek. Omong kosong, Indo=Indo en als je dat niet voelt dan ga je lekker lid worden van de lokale voetbalvereniging.
Karel vraagt waarom Indisch 3.0 een redacteur heeft aangetrokken die vragen stelt over ‘wat’ hij is. Deze lezer vindt dit een teken van onzekerheid, die zorgt voor stagnatie van de Indische cultuur. Dit soort vragen moet maar eens over zijn en iemand die deze vragen nog steeds heeft moet maar gewoon Nederlands worden. Bovendien, een Indische organisatie moet een baken zijn voor zijn doelgroep en gemeenschap. Op deze manier bereiken we dat niet. Op zo’n vraag geven we graag antwoord.
Net als Karel hebben Ed en ik niet meer diezelfde blik op onze cultuur als Indo’s die zich voor het eerst bewust worden van hun achtergrond. Daardoor kunnen wij een belangrijk deel van onze gemeenschap niet meer goed aanspreken: jongeren. Daarom hebben we nieuwe redacteuren aangetrokken, die variëren in mate van Indisch bewustzijn.
Nog steeds vragen veel Indische jongeren zich af wie of wat ze zijn – zijn wij Indisch, en wat is dat eigenlijk, Indisch? Zijn wij gewoon Nederlands, kan je allebei zijn? En: wat te doen met een vader of moeder die weer een andere cultuur heeft? Het simpele feit dat voor een deel van ons die zoektocht over is, wil niet zeggen dat de rest dat punt al bereikt heeft. Maar ook voor die mensen willen wij er zijn. Omdat we hopen dat ze na die zoektocht niet stoppen, maar doorgaan en weten dat ze ook daarvoor op Indisch 3.0 terecht kunnen.
Openlijk vragen stellen over wat iemand Indisch aan zichzelf vindt, zien wij zeker niet als een teken van onzekerheid. Het zijn alleen maar vragen van iemand die op zoek is naar antwoorden. Het laatste dat wij gaan doen op deze blog, is dat veroordelen. Vragen stellen brengt een cultuur juist (weer) in beweging, ook als anderen de antwoorden al kennen. Natuurlijk, voor hen is het misschien herhaling, maar voor anderen is het het begin.
Dat dit namelijk een column is van iemand die nog aan het begin van zijn ontdekkingstocht staat, is goed tussen de regels door te lezen; % en het door elkaar halen van Indisch, Indo en Indonesisch. Zeker, iemand kan denken: daar gaan we weer. Maar wat wij denken is: gelukkig zijn er nog steeds Indische jongeren die voor het eerst hun cultuur gaan ontdekken. Want als jongeren te horen krijgen dat ze hun mond moeten houden als ze vragen wat er Indisch aan hen is, dan stagneert de cultuur pas echt.
Hmpf, de helft van de mensen hier heeft wel wat Indonesisch bloed rondstromen maar heeft nooit lange tijd in Indonesie doorgebracht. Een soort van Beng-Beng zal ik ’t maar noemen: lichtbruin van buiten, witjes van binnen. Als je niet weet wat een Beng-Beng is ben je nooit echt in Indo geweest 😉
Het hele spreken over een ‘indische’ achtergrond wordt dan ook wel een beetje hol.
@RoyJava
Ik ben wel eens een Indo tegen gekomen in Denemarken. Aardige jongen, dat wel, maar behalve het feit dat we in het zelfde land geboren waren hebben we weinig gemeen. Sorry Roy, ik denk dat ik toch iets te nuchter ben. Van mensen die pas geleden terug zijn geweest naar Indonesië, het land waar ze geboren zijn, hoorde ik voornamelijk dat het er vies, lawaaierig en te druk was. Er zal misschien wel iets zijn, maar ik heb geen enkele neiging om dat zelf te gaan zien.
Ik besef nu langzamerhand dat er totaal verschillende percepties zijn over het begrip “Indisch” en dat die percepties weinig tot niets met elkaar te maken hebben.
Enkele gedachten over Indische identiteit, wellicht is dit informatief voor de gedachtengang!
Pamela Pattynama
Het volgende is een verzameling gedachten die ik heb uitgesproken tijdens een bijeenkomst van het Indisch Netwerk. Deze gedachten over Indische identiteit zijn bedoeld als aanzet tot discussie en vormen geen samenhangend geheel. Ik spreek hier van uit de positie van een tweede generatie Indische Nederlander. Deze positie bepaalt vanzelfsprekend mijn ideeën.
Wat is Indisch? Wat is onze Indische identiteit? Is het afkomst, is het bloed, verwantschap soms? Is Indisch zijn elke zomervakantie naar Bali gaan? Is het nodig om in Indië te zijn opgegroeid en moet je echt wel weten wat tjebok is? Ben je Indisch als je huis naar trassi geurt? Of heeft het meer te maken met je nergens thuis voelen, of langskomen zonder afspraak te maken. Is trouwen met een Hollander of een Hollandse een signaal van Indisch zijn? Houdt Indisch zijn in dat je altijd krachtig ontkent dat je Indonesisch bent? Of is het niet nee kunnen zeggen, en recht-door-zee zijn kasar noemen? Is het eigenlijk wel gepast om homo te zijn of lesbisch als je je Indisch noemt? Mag een innerlijk beschaafd Indisch meisje wel een grote bek geven? En moet je als man nu meer of juist minder macho zijn dan je niet-Indische collega? Wat maakt het Indische uit, waar liggen de grenzen en hoe verward zijn wij nu eigenlijk? Wie behoren er tot ‘de Indische gemeenschap’ , waar regelmatig zo’n commotie over is? En belangrijker nog, wie bepaalt wie erbij hoort en wie niet?
De vragen die ik hier stel gaan over de betekenis van Indisch zijn, over zelfgevoel, zelfbeeld en de visie op anderen. Het zijn stuk voor stuk interessante vragen. Ze komen de laatste tijd weer erg op, nu er zoveel gesproken wordt over de Indische gemeenschap en er poen, veel poen, te verdelen valt. Ik ga vandaag geen antwoord geven op deze vragen, hoe intrigerend ze ook zijn. Mijn manier om na te denken over mogelijke antwoorden is te proberen met mezelf en met anderen tot een discussie te komen, niet zozeer over de antwoorden alswel de vragen zelf. Welke wegen zijn er te kiezen om tot een antwoord te komen? Door middel van mijn werk – tekstanalyse – vraag ik mij af waarom we dit soort vragen eigenlijk stellen: waarom vinden we het zo belangrijk om onszelf Indisch te noemen en anderen niet-Indisch? Waarom is het niet altijd even gemakkelijk tot een vergelijk te komen met andere mensen die zich ook Indisch noemen? Met dat nadenken en discussieren wil ik proberen ideeën te ontwikkelen over identiteit in het algemeen.
In het huidige Nederland draait alles om identiteit. Het Nederlandse asielbeleid en het vreemdelingenbeleid die zo vaak voorpagina nieuws zijn bewijzen dat de grenzen van de natie in het geding zijn: wie hoort erbij en wie niet? Discussies over identiteit beschouw ik als onderdeel van een urgente taak, namelijk om Indische identiteit of laat ik liever zeggen, identiteiten, op de landkaart van multicultureel Nederland te zetten.
De buitenwacht verwacht dat wij een Indische gemeenschap vormen. Ze willen vertegenwoodigers die ons allen moeten representeren. Ze willen dat wij een identiteit hebben, 1 identiteit, dat is gemakkelijk. Maar de noodzaak een gemeenschap te vormen komt niet alleen maar van buitenaf. Zelf voelen we er ook wel voor een identiteit te hebben. Daarom zijn we vandaag hier, daarom bestaan er zoveel Indische clubs en verenigingen.
Onze identiteit helpt ons om onderscheid te maken en grenzen te stellen, helpt ons ook om de wereld en onze plaats daarin te begrijpen. We willen ons verbonden voelen en we willen bij onze naam genoemd worden. We willen ons hetzelfde voelen met mede Indo’s en tegelijkertijd willen we ons anders voelen, anders dan die anderen. Bij een groep behoren, of het nu de Indische groep is, je familie of je leeftijdgenoten, kan een lekker gevoel geven van onder-ons- zijn. Horen-bij is een plek hebben waar je niet al te veel hoeft uit te leggen, het geeft houvast en veiligheid, en leidt tot een gevoel van thuis-zijn, van intimiteit en trots.
Maar aan die positieve gevoelens zijn ook gevaren verbonden: insluiting waardoor je je voortdurend moet conformeren aan de groep. En uitsluiting:
Elke groep, elk gevoel van “wij” creert tegelijkertijd een “zij’: een groep van buitenstaanders die er niet bij hoort. Insluiting brengt dus uitsluiting mee met alle ontzegging van privileges van dien. Altijd gelden er regels. Altijd zijn er mensen die bepalen wat de regels zijn en wie er mee mag doen. En heeft iedereen in de groep het wel over hetzelfde wij? Wie zijn de ‘wij’, van ‘wij Indo’s’, ‘wij Indische mensen’. Zijn dat de ‘wij’ van het Indisch platform, de ‘wij’ van het Indisch netwerk, de ‘wij’ van de eerste generatie? Wie bepaalt er wie Indisch is, wie hoort erbij en wie niet? Hoort Rudy Kousbroek erbij, omdat hij in Indië geworteld is, ook al is zijn vel wit? Hoort de derde generatie erbij, ook al hebben ze Indië niet aan den lijfe ondervonden?We denken er soms zo eenvoudig over: typisch Indisch zeggen we bij een gebaar, een attitude of een uitspraak. Een ‘echte kasar Hollander’ wordt over een onbeschofte vlegel zo vaak gezegd. Indisch lijkt ook een simpel begrip: ik ben Indisch omdat mijn ogen bruin zijn, omdat ik, of mijn ouders daarvandaan komen, omdat mijn oma een Javaanse was, omdat ik me nu eenmaal Indisch voel. Maar eigenlijk nemen we maar aan dat we het over hetzelfde hebben als we praten over Indische identiteit en, gevoel… hoezeer we ook anders willen geloven: niets is wisselvalliger dan gevoel.
Mensen zien identiteit, vooral als het gaat om een collectieve identiteit vaak als iets wat onveranderlijk is, wat al in je genen zit, in een bruin vel of in blauwe ogen. Indisch zijn is dan iets waarmee je geboren bent en dat niet verandert wat je ook meemaakt, waar je ook bent en met wie je ook bent . Onderzoek naar zelfbeelden heeft echter keer op keer aangetoond dat wat mensen zien en ervaren als iets dat een onvervreembaar deel van hun aard is, in feite is ingebracht door externe krachten; door etnische idealen, door beslissingen van politieke aard, door nationale belangen. We hoeven voor een voorbeeld alleen maar te denken aan de registratie van mensen in Indië: Inlanders, Vreemde Oosterlingen, Europeanen. Een volkomen arbitraire identiteits toewijzing: kinderen die geboren werden uit een gemengd huwelijk, Indische kinderen dus, werden als Europeaan of als Inlander beschouwd, afhankelijk van de wettige erkenning van de vader. De 400 verschillende etnische groepen in Indonesië werden op één hoop gegooid. In de Europese groep zaten mensen van allerlei rang, stand en herkomst: Indo-Europeanen, Japanse mannen, Indonesische vrouwen getrouwd met Hollanders, mensen uit families die al eeuwenlang in Indië geworteld waren. De identiteit van een Javaanse vrouw veranderde van de ene dag op de andere als ze trouwde met een Hollander. We zien dus dat identiteit niet van binnenuit komt, maar bestaat uit beelden en rollen die kunstmatig van buitenaf worden opgelegd: sociale posities waarmee we ons identificeren of niet.
Die wisselvalligheid van identiteit is bijvoorbeeld ook te traceren in het werk van de Indische schrijfster Beb Vuyk. Zij beschrijft hoe identiteit voortdurend wisselt al naar gelang de context en al naar gelang de individuele behoeften zich op dat moment uitstrekken. Identiteit is een imaginair iets, een fictie, waar mensen in zijn gaan geloven. Identiteit mag dan een fictie zijn, die fictie heeft een uitermate krachtige invloed en macht over ons leven.
Vooral in tijden waarin de groep zich moet formeren tot een actieve, solidaire groep, of het moment dat de grenzen van de groep moeten worden vastgesteld speelt de identiteitskwestie ons parten. Dat blijkt uit de discussie die vooral op internet gevoerd wordt over de verdeling van het geld dat de regering ter beschikking stelt. In die discussie draait het om identiteit: wie behoort er tot de Indische groep, is er wel een groep, moet het geld verdeeld worden onder individuen die binnen of buiten de kampen te maken hadden met oorlogsgeweld, of krijgt het een collectieve bestemming? En wie bepaalt dat? Wie zijn de woordvoerders, vertegenwoordigen zij de hele Indische groep en waarom dan wel of niet? Is de Indische gemeenschap meer gebonden door de smart van het oorlogs verleden, of moet zij vooruit geholpen worden door geld beschikbaar te stellen voor culturele doeleinden? Ligt onze identiteit in het verleden – in onze afkomst – of in het transculturele heden? Ligt het zwaartepunt van de Indische identiteit in een gedeeld verleden of in een gezamenlijk op te bouwen toekomst?
Indische identiteit is geen simpel gegeven. Mensen zitten ingewikkeld in elkaar, zijn niet steeds dezelfde. Afhankelijk van de omstandigheden spelen we een ander, we kruipen in een andere rol, omdat de situatie dat vergt. We kunnen van mening veranderen, onze smaak ontwikkelt zich, we leren bij. Zo ook verschillen wij van degene die wij vroeger waren. We hebben niet één identiteit, Indo’s verschillen fundamenteel van elkaar en bovendien verandert Indisch zijn steeds van betekenis, in ons eigen leven en per generatie. Wij, die in Holland zijn opgegroeid zijn niet dezelfde als onze ouders, de eerste generatie, we verschillen van mannen omdat we vrouwen zijn, we verschillen omdat we een ander geloof hebben of een andere seksualiteit, er zijn verschillen in opleiding, in financiele mogelijkheden. Al die verschillen manifesteren zich als andere kennis en andere ervaringen. En toch, . ook al kunnen we totaal verschillend denken over morele kwesties, over politieke kwesties, over wat Indisch zijn inhoudt, wanneer we een Indische gemeenschap willen vormen moeten we met elkaar kunnen communiceren. We moeten elkaar kunnen verstaan willen we kunnen samenwerken.
Een gemeenschap is er niet zomaar, het is niet een natuurlijk gegeven. Zij moet worden opgebouwd en ontwikkeld. Je kunt daar op verschillende manieren aan werken: door een netwerk op te zetten, door er uiting aan te geven in beelden en verhalen. Mijn manier is om onderzoek te doen naar die beelden en verhalen. Daarbij lees ik over wat andere etnische groepen te berde brengen over identiteit, Ik denk daar over na en probeer die ideeën toepasbaar te maken op Indische Nederlanders. Ik geloof dat we veel te winnen hebben bij de ideeën die onder andere zogenaamde gemarginaliseerde of minderheidsgroepen ontwikkeld worden. Bij vrouwen, zwarten, immigranten, homo’s. In de theorieen die onder zulke groepen ontwikkeld worden gaat het steeds om de relatie tussen culturen en identiteit, de verdeling van macht, het recht van spreken, het eigen verhaal. Wanneer we open staan voor interactie met andere groepen en hun ideeën, zullen we misschien verder komen dan nu. Wellicht kunnen de interne geschilpunten waar de Indische gemeenschap vaak door wordt lamgelegd op een creatievere manier benaderd worden.
Het begrip diaspora, zoals uitgewerkt door de zwarte Britse cultuurwetenschapper Paul Gilroy vind ik bijvoorbeeld een inspirerend begrip. Ik wil dat concept graag exploreren voor toepassing op de Indische groep.
Letterlijk betekent diaspora verstrooing; het verstrooid raken van mensen tussen andersdenkenden. Vroeger werd diaspora gebruikt in verband met Joodse mensen. Tegenwoordig heeft diaspora niet langer een religieuze verwijzing, maar wordt geassocieerd met de wereldwijde migratiebewegingen. Diasporas treden dan op als gevolg van omstandigheden die mensen onvrijwillig dwingen hun oorspronkelijke plek te verlaten: migratie dus ten gevolge van oorlog, onderdrukking, armoede, slavernij of de zoektocht naar betere economische en sociale omstandigheden. Diaspora is een situatie waarin zich heden te dage duizenden mensen bevinden. Diaspora is dus een term die niet exclusief toepasbaar is op Indische mensen, maar ik wil ervoor pleiten die term in te voeren in de discussies over indische identiteit en daarmee het feit erkennen dat Indische mensen los zijn geraakt van hun oorspronkelijke geboorteland, andere plekken zijn gaan zoeken om zich te vestigen en deze ook gevonden hebben.
Terwijl identiteit lang verbonden is geweest met vaste kenmerken en biologie, benadrukt de relatie tussen diaspora en identiteit vooral de beweging, de verandering en de dynamiek van culturen en identiteit. Bovendin gaat diaspora uit van de activiteit van mensen zelf, en, even belangrijk van de controle die mensen hebben over hun eigen leven. Mensen zijn bijvoorbeeld in staat om zelf beslissingen te nemen over welke tradities zij in stand houden en welke zij overboord gooien. Zij onderhandelen over hun identiteiten, maar doen dat in omstandigheden die ze niet zelf gekozen hebben.
Het concept diaspora opent dus nieuwe mogelijkheden om over identiteit na te denken. Niet langer als iets dat uitsluitend bepaald wordt door het land van herkomst, door ras , etniciteit, afkomst of nationaliteit. Het idee van diaspora verwerpt juist de gedachte dat identiteit vast zit aan een bepaald land, aan geworteldheid, of aan verwantschap. Daarmee wordt identiteit niet langer iets van uitsluitend het verleden. Het vormt een mogelijkheid, hoe idealistisch ook, om een toekomst te zien, waarin nieuwe fundamenten gelegd kunnen worden om sociale solidariteit op te bouwen en mensen met elkaar te verbinden.
Naar aanleiding van de slavenhandel beargumenteert Paul Gilroy onder meer dat de identiteit als slachtoffer zeker een pragmatische en strategische attractie heeft. Indisch zijn wordt maar al te vaak geassocieerd met slachtofferschap: het niet gehoord zijn na de repatriering en de verschrikkingen van de oorlog. Zonder ook maar iets af te doen aan het leed van talrijke mensen, wil ik toch ervoor pleiten dat we moeten waken voor het laten voortduren van het slachtofferschap. Blijven wij om excuses vragen? Het slachtofferschap heeft grote nadelen: het is statisch, en bevestigt de eenzijdige verhouding van gekoloniseerde en kolonisator (of dader en slachtoffer). Het beeld van het eeuwige slachtoffer verduistert de daden en de handelingen van mensen die er zelf voor gezorgd hebben juist niet, of niet alleen maar, het slachtoffer te worden van politieke omwentelingen en van oorlogen. Nogmaals, ik beweer niet dat er geen slachtoffers waren of zijn. Mensen hebben geleden in de oorlog en in de bersiap. De discussie wie er meer hebben geleden of wie het grootste slachtoffer is ook zinloos en immoreel. Lijden is niet uit te drukken in cijfers. Waar ik hier over wil praten is de stelling dat blijvend de positie van slachtoffer innemen op den duur ongunstig uitwerkt. Mijn idee over hormat aan de eerste generatie is niet het slachtofferschap overnemen, maar mijn hormat ligt in mijn pogingen de ideeën over Indische identiteit verder te ontwikkelen. De tweede en derde generatie hebben het verleden in zich opgenomen en zij staan, mijns inziens, voor de taak de geschiedenis en het verleden te verbinden met andere ervaringen in een andere tijd en een ander land, in interactie met mensen, die wellicht andere culturele waarden hanteren dan wij met ‘onze’ Indische identiteiten.
Je kunt jezelf alleen maar begrijpen als je weet waar je vandaan komt, maar even belangrijk, zo niet belangrijker is het om te weten waar je heen wilt en op welke manier.
@Harry: Ik besef nu langzamerhand dat er totaal verschillende percepties zijn over het begrip “Indisch” en dat die percepties weinig tot niets met elkaar te maken hebben.
Ja, inderdaad, langzaam maar zeker helemaal mee eens ! Met aansluitend de sluitzin van >>>
@Lucky Oudkerk Pool: Je kunt jezelf alleen maar begrijpen als je weet waar je vandaan komt, maar even belangrijk, zo niet belangrijker is het om te weten waar je heen wilt en op welke manier.
Het een en ander terug lezend zie ik overeenkomsten met het jodendom. Ooit eens begonnen bij een volk of aan elkaar verwante volkeren ergens in het Middenoosten heeft het in de loop der tijd zijn etniciteit losgelaten. Het is voor een groot deel cultureel met een behoorlijke religieuze invloed. Het kent een indeling in halve en hele joden. Curieus genoeg ben je joods als je moeder dat ook is. Ik geloof alleen niet dat Indodom een gelijke ontwikkeling zal doormaken. Ondanks een diaspora. Er is geen Jeruzalem en ik denk niet dat Jakarta zich leent voor zo’n rol.
Leuk stukje! Ga door met jouw identiteitscrisis en houd ons op de hoogte.
Identiteitscrisis? Volgende link kan hier wel geplaatst worden … >>>
http://www.verwey-jonker.nl/multicultureel/publicaties/integratie/thuis_in_uithoorn
IDC hebben met name de 3e,4e etc generatie indo’s naar mij weten, voor de 1e en 2e gen. is het gewoon zij hebben Tempo Dulu etc meegemaakt.
De IDC wordt alleen maar aangewakkert naarmate men er meer over praat lijkt mij…eindeloze disc. je bent toch gewoon Indisch/Indo..zolang je na koloniale wortels hebt.
“If you know your history, Then you would know where you coming from”
groet een 4e gen. Indo.
Je afvragen waarom iemand zou kunnen twijfelen over zijn Indo identiteit of Indisch zijn is haast gelijk aan het ontkennen dat er Indo zijn. Het is geen nationaliteit, er is zeker niet één vanzelfsprekende etnische gemeenschappelijke bron en er is al zeker geen handboek Indo/Indisch zijn…
In mijn beeld was de Indo(-europeaan) in de koloniale tijd een groep mestiezen die zich voornamelijk richten op de Hollanders qua sociaal-maatschappelijke ontplooiing. Geen inlander en geen Europeaan. Wel lekker duidelijk want de maatschappij bepaalde voor de grote meerderheid wat en wie je was. Of je daardoor automatisch dezelfde identiteit deelde met de sociaal-maatschappelijke lotgenoten is maar zeer de vraag.
Vervolgens migreert een groep van ongeveer 300.000 Indischen in een bestek van vijftien jaar uit het moederland naar een vreemde omgeving (voor de meesten althans) waarin de ze weer op een volkomen andere wijze in het sociaal-maatschappelijke leven komen te staan. In die tijd waarschijnlijk als vertrekpunt de ‘onderkant’. Als individu of als gezin gedwongen een keuze te maken voor een eigen pad om tot een bevredigend leven te komen, of niet! Door de week ieder op de eigen wijze functionerend in een ‘blanke omgeving’ en in ‘het weekend met de oude Indische vrienden’. Na verloop van tijd worden als bij zovele herinneringen, de goede en leuke kanten van de Tempo Doeloe de maat en zullen deze de nare kanten overheersen. En worden mythes gecreerd.
Ik herinner me twee vragen aan mijn wijlen vader:
Waarom groet je die man (Indo) niet? Zijn antwoord: “waarom, omdat hij oorspronkelijk uit Ned-Indie komt? Alsof we elkaar destijds zouden groeten als we elkaar niet kenden”
Waarom draagt u nooit een batik overhemd? Zijn antwoord: “waarom zou ik nu ineens batik dragen terwijl ik dat vroeger ook niet deed. Toen was het een kledingstuk voor de inlander en nu inees niet meer?”
Ik weet zeker dat er genoeg Indo’s en Indischen uit de eerste generatie zijn die er anders over denken, maakt dat ze meer of minder Indo/Indisch? Naar mijn bescheiden mening niet, we zijn gewoon allemaal individuen met ieder een klein of groter deel gezamelijke achtergrond maar op vele delen ook zeer verschillende achtergronden. Het probleem dat het zo complex maakt is dat we haast op individueel niveau op zo veel verschillende achtergronden niets delen, weinig homogeen heet zoiets meen ik. Is daar iets mis mee? Wat mij betreft niet, zolang we maar bereid zijn te erkennen dat we een zeer heterogene groep zijn die zich in een rijke varieteit en verscheidenheid manifesteert.
Patrick schreef : “In mijn beeld was de Indo(-europeaan) in de koloniale tijd een groep mestiezen die zich voornamelijk richten op de Hollanders qua sociaal-maatschappelijke ontplooiing
Dit is m.i. niet juist, voor ongeveer 1875 waren de “mestiezen” een zeer machtige groep in Nederlands Indië die vele touwtjes van het economische leven in handen hadden. Hoeveel Indo-dochters zijn er niet getrouwd met Gouverneurs-generaal vanwege hun geld en hun familie die grote invloed en macht hadden. Na 1875 toen er zich vele Europeanen in de kolonie vestigden ging het met de betekenis van deze groep snel bergafwaarts.
HoeveelHoeveel Indo dochters zijn getrouwd met een GG of een Europese BBers ?
Niet zo veel .
Wel hebben de mooie Indische dochters met een lichtere huid kansen genoeg om een goede partij te zijn voor de Totoks ,de Orang Baru en eventueel met de vrijgezelle Europese B.B er.
Procentueel gezien zijn ze qua aantal niet echt veel die goed getrouwd zijn .
De rest trouwen gewoon met de andere Indo(Indische) mannen.
De economische “macht” is in handen van een kleine kring ” mestiezen” zoals de Perkeniers uit de Molukken.
Of bij de plantersfamilie . Zo groot is de economische macht van de Indische Nederlanders niet , meestal zijn vaak (over)vertegenwoordig bij de kleine ambtenarij , of administratieve banen.
Ze kunnen niet eens opboksen tegen de Chinezen , de Chinezen met op zijn minst Nedertlandse ” opleiding en vorming” (zoals H.C.S en verder) zijn echte concurenten van de Indische Nederlanders.
Zelfs de kleine groep ” Inlanders” zijn qua aantal een concurrerende factor geworden.
Met de kleine groep ” Inlanders” bedoelde ik de groep die de Nederlandse opleiding en vorming hadden genoten.
Na de opening van Suez kanaal kwamen de totoks in grote getallen naat Ned.Oost Indie.
De komst van de totoks vrouwen had ook het sociale leven in NOI min of meer veranderd.
Suraya Atmadja schreef: De economische “macht” is in handen van een kleine kring ” mestiezen” zoals de Perkeniers uit de Molukken.
Of bij de plantersfamilie . Zo groot is de economische macht van de Indische Nederlanders niet , meestal zijn vaak (over)vertegenwoordig bij de kleine ambtenarij , of administratieve banen.
Ze kunnen niet eens opboksen tegen de Chinezen , de Chinezen met op zijn minst Nedertlandse ” opleiding en vorming” (zoals H.C.S en verder) zijn echte concurenten van de Indische Nederlanders
_____________________
Helaas heeft u hetgeen ik hier dacht te moeten melden niet goed gelezen, ik had het over de situatie van voor 1875, hetgeen u beschrijft speelde zich af in de 20ste eeuw. Ik ben geen historicus, doch slechts een liefhebber van de koloniale geschiedenis, dus zal ik de bezoekers niet gaan vervelen met een slecht doortimmert verhaal. Zo uit mijn hoofd weet ik te melden dat GG. J. van den Bosch ooit in Batavia is getrouwd, G.G. J.C. Baud zelfs 2x, en G.G. Wiese presteerde het om de weduwe van zijn overleden voorganger G.G. Overstraten “over te nemen”. Dat deden de heren echt niet omdat die Indische dames zo lekker in bed waren, dat laatste is een modern ideaal, in die jaren ging het om geld en macht. Buiten de genoemde heren G.G. zijn er veel meer van deze hoogwaardigheidsbekleders geweest die een rijke Indische tot hun eega verkozen. Ook schiet mij de naam van Tinus Dezentjé te binnen die met een zuster van de Susuhanan Paku Buwono IV was getrouwd, nadat zijn eerste vrouw, de stinkend rijke Indische Johanna Dorothea Boode in het kraambed was overleden. Hij leefde als een vorst op zijn van de Sunan gepachte landerijen te Ampel nabij Solo. Voor nadere kennis op dit gebied kan ik het boek “De geschiedenis van Indische Nederlanders, De oude Indische wereld 1500-1920” door Ulbe. Bosma & Remco Raben ten zeerste aanbevelen. In dit boek staat erg goed beschreven hoe het met de Mestiezen in de eerste eeuwen der kolonisatie verliep.
In aanvulling op Londoh’s aanbeveling van het boek “De geschiedenis van Indische Nederlanders, De oude Indische wereld 1500-1920” door Ulbe. Bosma & Remco Raben, stel ik het boek “De waaier van fortuin. Van Handelscompagnie tot koloniaal imperium. De Nederlanders in Azië en de Indonesische archipel 1595 – 1950” van J.J.P. de Jong voor als een gedegen (en leesbaar!) standaardwerk is over de Nederlandse koloniale geschiedenis.
De negentiende eeuwse (Indo-europese) plantersfamilies ware op economisch gebied zeer invloedrijk. De dochters waren zeer gewilde huwelijkspartners. De negentiende-eeuwse schrijver J. Olivier gaf Nederlandse jongemannen van hogere standen die het plan hadden om naar Den Oost the gaan het volgende advies: “Wil men langs een andere weg en spoediger een schitterend fortuin maken? Men make kennis meteen der talkrijke dochters welke de heren oudgasten bij hun slavinnen gewonnen hebben. Het zijn onechte kinderen, zal men zeggen. Dat doet in Oost-Indië niets ter zake. Zij bekomen een rijke uitzet en geld maakt alles goed.(…) De vader is een man van invloed en zijn protectie brengt U spoedig van de ene bevordering naar de andere.”
De Indische bourgeoisie was ook te vinden bij de plantersfamilies .
Daar werd goud verdiend aan de suiker, koffie , indigo en andere exportprodukten.
Eigenlijk duurde het ook niet zo lang , begonnen met de cultuurstelsel op Java .Na de ethische politiek en de opkomst van nationalisme verliezen de Indo(Indisch) toplaagje hun bevoorrechte posities .
Van de ongeveer 200.000 (?) Indische Nederlanders die de Europese/Nederlandse status kregen waren de meesten niet kapitaalkrachtig .
Er was een tijd geweest dat men de economische macht van de Chinezen hadden beperkt door de gepachte plantages terug te eisen , en andere privileges in te trekken.
Een leuk boekje om te lezen is Het leven in Nederlands Indie van Bas Veth.
Surya Atmadja schreef: “Eigenlijk duurde het ook niet zo lang , begonnen met de cultuurstelsel op Java”
De “productie”v an Indo’s begon al tijdens de Portugese aanwezigheid in de Archipel gedurende de 16e eeuw. De Portugezen hadden er als goed Katholieken en met hun zuidelijke temperament veel minder moeite mee om met Inlandse vrouwen kindertjes te maken dan de in het algemeen streng Calvinistische Nederlanders. Toen de Portugezen naar de Molukken kwamen namen ze hordes werknemers van gemengde bloede mee, deze vermengden zich ook nog eens met de lokale bevolking. Met de verovering van het fort “Nossa Senhora da Anunciada” op Ambon in 1605, konden de Nederlanders de hele Portugese toko zonder bloedvergieten overnemen. Dat was inclusief het door de Portugezen vaak zelf gemaakte dus trouwe personeel. Een heleboel van dit soort mensen kwam er naar de kolonie na de verovering van Malakka in 1641 al het Portugese personeel werd als oorlogsbuit naar Batavia vervoerd, tienduizenden mensen waren dat. Dat waren afstammelingen van slaven uit Afrika, Voor Indië kortom over al waar de Portugezen koloniën hadden. Veel van de afstammelingen van deze slaven hadden Portugees bloed en waren katholiek. Nadat deze in Nederlands Oost Indië waren aangekomen konden zij als ze het Katholieke geloof inruilden voor het Protestantse vrije burgers worden, de zogenaamde Mardijkers. Onder deze Mardijkers, die een gerespecteerde gemeenschap vormden, zitten de oudste stamvaders van de Nederlandse Indo’s.
londoh says:
September 28, 2009 at 09:31
De “productie”v an Indo’s begon al tijdens de Portugese aanwezigheid in de Archipel gedurende de 16e eeuw. De Portugezen hadden er als goed Katholieken en met hun zuidelijke temperament veel minder moeite mee om met Inlandse vrouwen kindertjes te maken dan de in het algemeen streng Calvinistische Nederlanders.
————————–
Dat is ook te zien bij de nakomelingen van Indische mensen met Portugese namen.
Mijn buurjongens in Jakarta hadden een Portugese of Spaanse naam , de moeder was een Nederlandse .
Veel mensen uit de Molukse eilanden zullen mestiese of Indische achtergrond hebben.
De Portugese Mardijkers , waren vrijgeworden/gemaakte Portugese slaven uit de kustgebieen van India en of Ceylon .Ondanks hun Portugese namen en hun geloof hadden ze geen drupje Westers bloed .
Ze werden de zwarte Christenen genoemd .
De eerste 2 eeuwen was Portugees de voertaal in Batavia en omgeving.
De naam Mardicas (sanskriet Maharddika) werd al in de 16de eeuw gebruikt door de Portugezen .
De naam mixties (van Mestico) gebruiken de Portugezen voor de nakomelingen tussen Portugezen(Europeanen) met Inlandse vrouwen in hun kolonieen in India , Molukken , Malaca etc.
In feite zijn er al ongeveer honderd jaar Mixties aanwezig waren in de regio waar de Portugezen en niet vergeten de Spanjaarden aanwezig waren voordat de Nederlanders kwamen.
Pas na de verovering van Malaca kwamen de Mardijkers en andere buitgemaakte slaven naar Batavia. Geldt ook voor alle overwonnen volkeren uit de regio.
Later gaan ze vermengen met Indische mensen , in de loop der jaren zijn ze min of meer verdund zodat ze ook tot de groep Indische mensen behoren.
De nakomelingen van de Indische Mardijkers wonen nog steeds in Kampung Tugu in Noord Jakarta .
Bron : Oud Batavia deel 1.Van Bataviaasch Genootschap van K&W 1922
Als je terug kijkt dan was er geen identiteitscrisis bij de eerste of 2de generatie IndischeNederlanders.
Bij hun was duidelijk dat ze Indische mensen waren (of Indo) , of bij sommigen dat ze Nederlanders waren .Tenminste dat heb ik kunnen proeven tijdens mijn verblijf van ongeveer 7 jaren bij die 2 groepen.
De vraag is of er echt een identiteitscrisis is , zo ya bij welke generatie ?
Wordt het ervaren door een kleine groep of door veel mensen uit de 3de of 4de generatie ?
Hoe zit het bij de Molukkers ? Hebben ze ook die identiteitscrisis ?
Gezien de aanwezigheid van Portugezen , Spanjaarden en Nederlanders in het verleden zullen ze ook Mestiese of Indische invloeden hebben.
Eerlijk gezegd heb ik het nog nooit gehoord.
Mardijkers was een verzamelnaam die de VOC gebruikte voor een Christelijke groep burgers in Batavia die afstamden van vrijgelaten slaven en – slavinnen uit Voor-Indië. Mardijkers vormden geen homogene etnische groep (hoewel ze vaak geringschattend als “swerte” werden betiteld), maar een mengelmoes van allerlei afstammingen, waaronder Europeanen. Niet-erkende kinderen van een Europese vader bij een slavin werden tot de Mardijkers gerekend als de moeder werd vrijgelaten en het Christelijk geloof aannam. Dit was in zeventiende-eeuws Batavia geen zeldzaamheid.
Oeps.
eerste zin moet zijn:
Mardijkers was een verzamelnaam die de VOC gebruikte voor een Christelijke groep burgers in Batavia die afstamden van vrijgelaten slaven en – slavinnen uit ONDER ANDERE Voor-Indië.
I. Identiteit, voorkeuren voor contact en status.
I.I. Een herinnering.
”We zijn Indo’s, dus dan zullen” we dat laten zien ook! ‘In 1945 en de daaropvolgende jaren werden […], vooral Indo-Europeanen (allen met een Nederlands paspoort), gedood, verbannen of gedwongen zich tot Indonesiër te assimileren,’ herinnert ons Robert Crib in 2007 in zijn artikel: Misdaad, geweld en uitsluiting in Indonesië.
I.II. Status
Wat was de status van gerepatrieerden (Indo’s en Totoks)? Kraak e.a. gaven, einde vijftiger jaren van de vorige eeuw, naar aanleiding van: functies, de volgende percentages.
Functies In Nederland In Indië
Topfunctionarissen 0,2 0,4
Leidende functies 8,7 17,7
Middengroepen 13,3 49,7
Subalterne functie 60,0 26,0
Lagere hulpkrachten 17,7 4,9
Oudere Indo’s zoals ik weten zich dit nog wel te herinneren, toch!
I.III. Voorkeuren voor contact.
Maykel Verkuyten en Jochem Thijs publiceerden in 2000 de volgende etnische hiërarchie in het basisonderwijs.. Onder kinderen is de minst sociale afstand er tegenover Nederlanders gevolgd door Surinamers en Indonesiërs (Indo’s, neem ik aan: Royjava’s verwijzing elders op deze site naar een onderzoek in 2009 van Verwey Jonkers Utrecht – pagina 29 – zou dat bevestigen). De meest sociale afstand is er tegenover Joegoslaven, Turken en Marokkanen. Ik neem aan dat dit ook de ervaringen zijn van de jeugdige lezers en schrijvers van deze site? “[…] de society valt net zoveel te blamen.
II. “Het krijgt betekenis. Daar is overigens niets mis mee.”
Vorig weekend maakte ik, zonder het te kunnen zien, (in eerste instantie) contact met de jongere generatie Indo’s en hun specifieke identiteit (Frozen Fountain. Prinsengracht, Amsterdam). En gisteren vertoefde ik in een vergelijkbaar ‘voorkeur voor contact’ wederom met ‘mijn’ (oudere) generatie Indo’s in het Spiegelkwartier ook Amsterdam. De Lauriersgracht heb ik ditmaal ‘gemeden.’ Inter-etnische contacten en ervaringen lijken mij belangrijk. “Spanjaard/Turk/Braziliaan/Italiaan/Marokkaan.” Spanjaarden, Brazilianen en Italianen ontmoette ik eveneens op beide dagen. Ik ben benieuwd waar Patrick Neumann Turken en Marokkanen ontmoet.
Ik hoop de juiste weergave van de tabel in mijn vorig bericht.
Functies– —————In Nederland——- In Indië
Topfunctionarissen 0,2 0,4
Leidende functies 8,7 17,7
Middengroepen 13,3 49,7
Subalterne functie 60,0 26,0
Lagere hulpkrachten 17,7 4,9
“De nakomelingen van de Indische Mardijkers wonen nog steeds in Kampung Tugu in Noord Jakarta .Bron : Oud Batavia deel 1.Van Bataviaasch Genootschap van K&W 1922”
Die bron is uit 1922, dus inmiddels geschiedenis. Tijdens de Japanse bezetting en daarna (1942 – 1949) werd de inheemse bevolking van Tugu lastiggevallen en bedreigd door fanatieke gangs Pemuda’s. De TNI militair Haji Maasum beschermde het eenzame dorp. Tussen de jaren 1946-47 zijn vele Tugunezen naar Pejambon, achter de Emmanuel kerk in het centrum van Jakarta gevlucht. Sommige families leven nog daar vandaag-de-dag. In 1950, kort na de soevereiniteitsoverdracht (27 december 1948) trokken vele Tugunezen naar Hollandia (nu Jayapura) in toenmalig Nederlands Nieuw Guinea. In 1962, toen Nieuw Guinea aan Indonesië werd overgedragen gingen deze families via Nederland naar Suriname waar zij plantages begonnen. Dit project liep echter spaak en de Tugunezen keerden naar Nederland terug waar tegenwoordig nog velen van hen verblijven.
De site van de Tugunezen in Nederland. http://www.toegoe.com/
Ik ben in 2005 en dit jaar in Tugu geweest en foto’s te maken, het dorp is bijna verdwenen door de uitbreidingen van de containerhaven te Tanjung Priok. Er denderen honderden vrachtwagens met zware containers per dag lang de oude kerk te Tugu. Zoiets kan de Indonesiërs niet schelen, containers zijn belangrijker dan zo een koloniaal kerkje. In een huis vlak bij de kerk woont nog een echte Tugunese familie, van de rest is niets meer over, opgelost in Jakarta. Het wachten is dat het kerkje in elkaar zakt en de containerhaven en – terminal ook het dorp opslokt. Zo gaat dat in Indonesië, alles wordt opgeofferd aan de zogenaamde vooruitgang. Toen ik er was stond er water rond de kerk en dat was geen regenwater. Ik was net daarvoor op het ereveld Ancol geweest dat men op dat moment aan het versterken was met een hoge dijk, omdat het helemaal aan het wegspoelen was. De dijk was een Nederlands project waarvan de kwaliteit al op verre afstand te zien was.
Over de geschiedenis van de Portugezen in de Molukken heb ik een aantal lange stukken op mijn blog staan http://blog.londoh.com/category/4?itemid=409
De Portugezen zijn regelmatig in moeilijkheden gekomen tijdens hun jacht op leuke Molukse vrouwen, ze hadden vaak een voorkeur voor de dames uit de beter gesitueerde families zolas de adel.
De nakomelingen van de Indische Mardijkers wonen nog steeds in Kampung Tugu in Noord Jakarta .Bron : Oud Batavia deel 1.Van Bataviaasch Genootschap van K&W 1922”
——————–
In Oud Batavia deel 1&2 staan schat van gegevens over de Mestiesen , de Portugezen, andere Europeanen , Nederlanders en uiteindelijk hun nakomelingen , de Indische Nederlanders. Ook de andere import volkeren zoals de Chinesen , Arabieren , Moren , etc .
Bij de erkende nakomelingen kan men hun “bloedlijn” reconstrureren .
Bij de grootste deel die niet erkend waren was het na een paar generatie niet meer te achterhalen(te bewijzen).
De gegevens waren actueel tot 1922.
In de volgende 20 jaren tot de komst van de Japanners kan men gegevens halen van de statistieken van CBS Batavia .
Men kan het gebruiken als basis , aan te vullen met andere gegevens uit andere oude en nwe boeken zoals ,De Indo (Dr Kok) , Smeltkroes Batavia (J.G Taylor) , Het Rijk van Insulinde (HW vd Doel), Uittocht uit Indie (Wim Willems) , Batavia (HM Niemeijer) , De laatste eeuw van Indie (JAA v Doorn) , Het onbekende vaderland (Repr.van Indische nederlanders 1946-1964), Uit Indie geboren (Wim Willems etc).
Bij de “uitgeweken” Tugunesen naar de Pejambon area worden ze door de oud Djakartanen en mensen die op school waren gegaan in de buurt gezien als ” anak Pejambon” .
Martin E. C. Roos says:
Oudere Indo’s zoals ik weten zich dit nog wel te herinneren, toch!
—————————————-
Ben geen Indo en maar kan het goed herinneren.
Men moet ook naar de cijfers kijken.
Dat de gerepatrieerden het moeilijker hebben in hun nwe vaderland .
Heb een paar Indo- Ambonese ex collega’ s van mijn vader ontmoet die ver onder hun nivo( in Indonesia) moeten leven en werken .
Dat hun diploma’ s / ervaring ” niet erkend” waren.
Patrick Neumann: ‘Er is in mijn leven nog nooit, maar dan ook nooit iemand naar me toe gekomen die heeft gevraagd: “Ben jij Indisch?”’
Voordat ik in de vijftiger jaren naar Nederland kon vluchten wel, toch!
Een (historische) situatieschets: “ in een ‘zeer geheime nota’ uit het begin van de jaren vijftig van het Ministerie van Uniezaken en Overzeese gebiedsdelen werd in zoveel woorden gezegd: ‘Veel van deze lieden (Indo’s. Indisch dus! Met een Nederlands paspoort) zijn nimmer in Nederland geweest, hebben afwijkende levensgewoonten, zodat samenwoning met Nederlandse gezinnen, ook blijkens de opgedane ervaring, op grote bezwaren stuit. In het algemeen ook zijn deze personen minder geschikt om in het arbeidsproces in Nederland te worden ingeschakeld… Zij blijven kinderen van een tropisch land met een daaraan inherent verbonden laag arbeidstempo en andere specifieke Oosterse eigenschappen en gedragingen.”(geciteerd door Peter Schumacher, Achterpagina NRC, 7 febr. ’90). Zulke opvattingen schokken ons nu noch in 2009, maar er wordt zelden bij gezegd o.a. door Rudy Kousbroek dat dat de gangbare gezichtspunten in Nederlands-Indie waren. “Het waren de opvattingen waar de hele Nederlands-Indische maatschappij op berustte en die een idee geven van de geweldige druk die op de Indische gemeenschap werd uitgeoefend om zich te conformeren naar het model van de autochtone Nederlander.”
Terug naar de vorige eeuw. In zijn inaugurele rede, “Het sociologische karakter van de Indo-Maatschappij” op 3 maart 1947 in Amsterdam noemt Wertheim een geschat aantal van acht a negen miljoen niet erkende kinderen van Nederlanders c.q. andere Europeanen en vrouwen van ons mooi Indië: ‘die de vader in de kampong liet verdwijnen ’.
In het naoorlogse Nederland kennen we de eerste grote groepen moslims (en katholieken en protestanten) met Javaans bloed en een Nederlands paspoort die hier in Nederland niet welkom waren!
Het idee voor vertrek uit Nederland van ‘in Indonesië gewortelden (al dan niet moslims)’ kwam in 1951, tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen – zie boven – al ter sprake
Opvattingen over o.a. de kleur van de huid van de Indische Nederlanders en de Molukkers – waaronder ook vele moslims- bepaalden of men werd uitgesloten in Nederland. Met name katholieke politici beschouwden de Indische Nederlanders (Indo’s) die katholiek of protestant waren (ongeveer 8.000 Indo’s bleken moslim te zijn, met de Nederlandse nationaliteit – P.S. van Koningsveld- ) en juridisch gezien een deel waren van het personensubstraat van de Nederlandse natiestaat, vooral als vreemden, wier toekomst buiten Nederland lag. Voor de ongeveer 100.000 blanke Indische Nederlanders (Totoks) zagen wederom de katholieke politici wel een toekomst in Nederland weggelegd.
In de midden zeventiger jaren een herhaling: 30.000 Javaanse en Hindoestaanse soennieten (moslims met een Nederlands paspoort) en ongeveer 10.000 Hindoestaanse Ahmadiyyah-islamieten (met een Nederlands paspoort) die via Suriname Nederland wilden betreden, werden door ‘christelijke ’politici zoals De Gruyter, Schaefer en Marcel van Dam in de Tweede Kamer uit Nederland gewenst! Tijdens de lange dekolonisatieperiode vestigden zich de grootste groepen Nederlandse moslims –velen met Javaans bloed – in Nederland.
Royjava -23 september – Identiteitscrisis? Volgende link kan hier wel geplaatst worden … >>>
http://www.verwey-jonker.nl/multicultureel/publicaties/integratie/thuis_in_uithoorn
Van onderzoeken en ‘schappelijke weten’ onderzoekers zoals: Thuis in Uithoorn
Integratie van inwoners met een Indische, Marokkaanse en Poolse achtergrond, door
Suzanne Tan, Marjan de Gruijter, Esmy Kromontonon (mei 2009) krijg ik een gesubsidieerde identiteitscrisis. Maar niet heus.
Over de Indische Nederlanders mogen we in Thuis in Uithoorn lezen: “De posities die de Indonesiërs op de arbeidsmarkt vervullen passen goed bij het opleidingsniveau.” (pag. 29)
surya atmadja:
onder hun nivo( in Indonesia) moeten leven en werken .
Dat hun diploma’ s / ervaring ” niet erkend” waren.
——-
Sja, ons ben suunig… Het is zo’n beetje dezelfde truuk die Nederland heeft uitgehaald met haar verplichtingen “in den Oost” t.a.v. de ambtenaren en militairen. Ja jongens en meisjes, Indonesie is nu de baas en heeft nu de rechten en plichten. Dus als je nog wat moet krijgen dan moet je het in Jakarta halen. Dat was en is de redenering.
Harry ‘[..dezelfde truuk die Nederland heeft uitgehaald met haar verplichtingen “in den Oost” t.a.v. de ambtenaren en militairen.’
´Sja, ons ben suunig… “ (Harry)
Volgens dr Peter Keppy zijn niet alleen ‘ons ben suunig…’maar verstoorden verschillende oorzaken het evenwicht: “[…] de Indische revolutie, de hand-op-de-kniphouding van de Nederlandse, Nederlands-Indische en Indonesische regeringen en ten slotte de Amerikaanse bescherming van Japan (en de Japanse afwijzing) tegen geallieerde aanspraken op schadevergoeding. [… ….] Zo kon het gebeuren dat de voormalige vijandige staten, Nederland, Japan en Indonesië om verschillende redenen een en hetzelfde standpunt huldigden: materiële oorlogsschade wordt niet vergoed.” (Peter Keppy. Sporen van vernieling. 2006. p. 241)
‘Dat was en is de redenering.'(Harry)?
‘Schappelijk weten’ overtuigt door een beroep te doen op bewijs, door argumenten gebaseerd op logisch en mathematisch redeneren, of door gegevens zo goed mogelijk te interpreteren. Als nieuw bewijs in tegenspraak is met bestaande opvattingen dan worden de oude verlaten.
Volgens mij heeft Harry het niet over oorlogsschade, maar over zaken als “backpay”. Met de soevereiniteitsoverdracht ging het de verantwoordelijkheid voor de gehele Nederlands-ind(ones)ische staatshuishouden over op de Indonesische staat, inclusief de betalen van achterstallig salaris en pensioenen van ambtenaren en Knil-soldaten.
Het materiële vraagstuk. Verplichtingen.
‘[….] niet los had kunnen zien van de zogenaamde betaling (‘backpay’) van achterstallige salarissen.’
Gevolg van Kameracties, reeds aangevangen in 1949, van parlementsleden zoals J. Hoogcarspel (CPN) was dat ze aanleiding gaven tot de instelling van “een speciale commissie die de afwikkeling van diverse betalingsverplichtingen, waaronder vergoeding voor oorlogsschade, nog eens grondig onder de loep zou nemen. Dit zou de door de Nederlandse regering ingestelde Commissie Achterstallige Betalingen (CAB) worden. (P. Keppy. p. 85).
Verwarring zou kunnen ontstaan door dat de naoorlogse zogenaamde commissie Hens het materiële vraagstuk (verplichtingen) niet los had kunnen zien van de zogenaamde betaling (‘backpay’,P. Keppy) van achterstallige salarissen en pensioenen over de periode van de Japanse bezetting.(57)
De Nederlands-Indische regering sloot de backpay-kwestie als zaak voor het rechtsherstel uit door op de rehabilitatieregeling te hameren. Die regeling zou zowel de oorlogsschade- als de salariskwestie op moeten lossen. (194) De CAB koos in 1951 eveneens voor de rehabilitatieregeling boven vergoeding. (233)
Nederland hield vast aan de formele staatsrechtelijke opvatting dat de Nederlands-Indische overheid verantwoordelijk was voor de eigen financiën.
De rehabilitatieregeling werd overgenomen door Indonesië, als rechtsopvolger van Nederlands-Indië, maar de Indonesische overheid weigerde sinds de vroege jaren vijftig verantwoording te dragen voor de uitvoering van de regeling.
Martin:
‘Schappelijk weten’ overtuigt door een beroep te doen op bewijs, door argumenten gebaseerd op logisch en mathematisch redeneren, of door gegevens zo goed mogelijk te interpreteren. Als nieuw bewijs in tegenspraak is met bestaande opvattingen dan worden de oude verlaten.
———
Je vergat ‘goed lezen’.
Mas Rob:
De rehabilitatieregeling werd overgenomen door Indonesië, als rechtsopvolger van Nederlands-Indië, maar de Indonesische overheid weigerde sinds de vroege jaren vijftig verantwoording te dragen voor de uitvoering van de regeling.
—–
Geef ze eens ongelijk. Wat zou de Nederlandse regering ervan vinden als ze ineens een rekening kregen voor de kantoorkosten van Seyss-Inquart? (Een beetje kort door de bocht, misschien)
@ Harry Sihan
En dan te bedenken dat Indonesië opgezadeld werd met de schuldenlast van Nederlands- Indië. Tot 1956, het jaar dat IndonesIë stopte met de afbetalingen, is bijna 4 miljard gulden, het leeuwendeel van de schuld, afbetaald aan Nederland.
In 1956 vond Indonesië het welletjes,
Deze bijdrage aan de Nederlandse wederopbouw is uit het collectieve Nederlandse geheugen verdwenen. Uit schaamte misschien?
Misschien kan de schrijver van het onderwerp door helder en duidelijk denken een verstandelijke zekerheid bereiken maar in geen geval existentiele zekerheid
Ik wil even terug komen op op de titel. De schrijver heeft een identiteitscrisis. Hij voelt zich namelijk niet Indisch. Nederlands trouwens ook niet. Maar hij WEET dat hij Nederlander is met Indische roots, maar daar houdt het op. Vaak vraagt hij zich zelfs af of zo’n gevoel überhaupt bestaat of dat het een door de gemeenschap gecreëerd geloof is. Als je er flink in gelooft, gaat het bestaan. Of nog belangrijker: Het krijgt volgens de schrijver betekenis.
De schrijver WEET dat hij Nederlander met Indische roots is,” ik weet dus ik besta”, maar voelt zich toch geen Nederlander noch Indo, dat is zijn identiteitscrisis.. Hij vraagt zich af of dat gevoel bestaat, als je er flink in geloof, gaat het bestaan,” ik geloof dus ik ben” . Hij WEET dat het bestaat, je hecht er waarde aan, het wordt bijna een soort godsdienst, Indisch-zijn als Godsdienst . toe maar. En hij gaat verder
Het logisch dat ik me niet Indisch voel. Ik zit in percentages als volgt in elkaar: 50% Nederlands, 25% Chinees, 25% Indisch
Slechts een kwart Indisch zijn is wellicht te weinig om je Indo te voelen
Dus als maar 25% Indisch (indischen zijn goed in rekenen wat hun afkomst aangaat vooral als het gaat om het berekenen van het minderheidspercentage Indisch, een klein-koloniaal erfgoed) ben dan is het logisch dat je je niet Indisch voel, itoe apa Mas, eerst vraag je ja af of het gevoel ueberhaupt bestaat en of het niet gecreert is en dan kom je met die mathematische zekerheid die dan overheen komt met je gevoel. Welk % is dan wel voldoende om je Indisch te voelen.
Kijk, als je Descartes en Pascal aan- en door elkaar haalt, dan zou ik zelfs een identiteitscrisis krijgen. .
@Mas Rob
Er zijn wel meer zaken uit het collectieve Nederlandse geheugen verdwenen. Als ze er ooit in hebben gezeten. Schaamte in deze is niet iets waarvan je Nederland kan beschuldigen. Dat is sowieso een geatrofieede functie. Zoiets als de blinde darm in de menselijke anatomie. Het is er wel, maar doet niets. En als het een probleem wordt, snij je het weg. Ik hou het op onverschilligheid.
@RoyJava
Identiteitscrisis kan iedereen overkomen, zeer zeker bij geadopteerde Koreanen, zoals ik ^_-. Mijn adoptie-ouders roepen dat ik NL ben (Nederlands opgevoed e.d.), mijn moederland roept dat ik als eerste Koreaan ben en mijn biologische familie in Korea vindt ook zonder twijfel dat ik Koreaan ben, weleenswaar een geadopteerde, maar toch bovenal een Koreaan. 1 ding weet ik zeker, ik ben geen Nederlander, hooguit een geadopteerde Nederlander , en ik ben geen geen Koreaan, zoals jij dat stelt, daarvoor ben ik ook iets te trots op mijn achtergrond :P. Wat ik wel ben? Een geadopteerde Koreaan, daar is iig geen spelt tussen te krijgen.