Na de dood komt het leven
Bij het lezen van Rivier de Brantas, de nieuwste Birney, zou je bijna vergeten dat het eerste deel van deze rivierentrilogie in 2009 gezien werd als zijn ‘rentree’ in schrijversland. Na het mysterieuze Rivier de Lossie, dat zich in Schotland afspeelde, volgde het onthullende deel twee, Rivier de IJssel, waarin de ik-figuur als bij toeval tijdens een nachtelijke ontmoeting in Deventer de eerste schillen rond zijn familiegeschiedenis kon afpellen. Met Rivier de Brantas gaat Birney door alle lagen van het noodlot heen en maakt hij de cirkel rond – of, eigenlijk, voor het eerst open.
In Brantas vertrekt de gitaarspelende ik-figuur op de valreep naar Jakarta, voor een optreden tijdens een soiree van de Nederlandse ambassade. Hij besluit, omdat hij er toch is, zijn verblijf te verlengen om eindelijk bloemen te strooien over het graf van zijn grootmoeder, in de hoop de vloek op te heffen die volgens zijn agressieve vader ooit over de familie uitgesproken is. Tijdens zijn reis van west naar oost passeert de gitarist in Indonesië tastbare schimmen en hedendaagse afdrukken van het Nederlandse koloniale verleden, om tot stilstand te komen bij het vervallen graf van zijn grootmoeder (niet oma!) Sie Swan Nio.
Van de drie rivierennovelles zal Rivier de Brantas bij Indische lezers de meeste herkenning oproepen. De repatriering, rangen en standen, de Japanse bezetting, maar ook Indonesië, muziek en de voor Indo’s maar al te bekende ‘uitgebreide’ familieverbanden vormen bijna karakters in dit taboedoorbrekende verhaal. Denk bijvoorbeeld aan de kinderen die geboren waren uit Japanse vaders en lokale moeders. Daarnaast doorweeft de schrijver deze novelle met Indische thema’s die minder aan de oppervlakte liggen, maar voor het in stand houden van taboes onontbeerlijk zijn. De goede (Indische) lezer zal ook deze thema’s herkennen als net zo Indisch als de verhalen rondom contractpensions. Want wanneer zijn wij eigenlijk wel op de juiste plek aangekomen, niet als invaller of vluchteling, maar omdat wij daar horen?
De structuur en stijl van het derde deel is meanderend als een rivier. Soms vertraagt de schrijver en neemt hij de lezer mee naar mijmeringen van de ik-figuur, om, eenmaal uitgemijmerd, weer te versnellen door het verhaal te hervatten in een rijdende bus onderweg naar Yogyakarta. De vele lagen in het boek maken het een feest om te recenseren: hoe vaker je het leest, hoe meer je ziet. Het betekent wel dat sommige lezers zich een beetje verloren kunnen voelen in dit ritmische boek. Dat is het risico dat de schrijver genomen heeft.
Pas als ik de drie delen naast elkaar bekijk, valt op welk minimalistisch meesterwerk Birney met deze trilogie afgeleverd heeft. Geen letter staat te veel op papier, de drie Rivieren sluiten perfect op elkaar aan. Maar ook zie ik de kleine ‘grapjes’. Kijk maar eens naar het aantal hoofdstukken van de drie delen. En tel vervolgens die cijfers bij elkaar op. Iedereen die wel eens iets met numerologie gedaan heeft, ziet daarmee benadrukt hoe minutieus de drie novellen in elkaar gezet zijn. Hier moet wel een Plan achter zitten, een Boodschap.
Rivier de Brantas is opgedragen aan Michael, de zoon van Alfred Birney. Zou het Plan, de Boodschap, er een zijn van vader aan zoon? Zou de schrijver zijn eigen vader, zichzelf en zijn zoon zien als een trilogie? Dan zou ik me kunnen voorstellen dat die boodschap zoiets is als ‘De vloek moet stoppen, want het leven gaat door.’
Trackbacks/Pingbacks