Eén jaar. Zo lang heb ik niet tegen mijn (achterachter)neef gepraat. Ik ben een jaar lang in stilzwijgen vervallen nadat hij me in een gesprek over onze Indische achtergrond, dermate op de kast had gejaagd dat ik niet anders kon dan ons goede contact even op pauze te zetten.

Wij zijn hier op Indisch3.0 allemaal erg bewust van of bezig met het Indische in ons. Op de vraag op welke manier het Indische aanwezig is hebben we allemaal verschillende antwoorden, de mate van Indisch bewustzijn varieert, de manier waarop het Indische zich bij ons manifesteert verschilt per persoon. Hier liggen de nuances van het gemeenschappelijk kader: we zijn allemaal (bewuste) Indo’s.

Dat er een hoop Indo’s zijn die zich niet bewust bezig houden met hun Indische achtergrond, of hier überhaupt amper benul van hebben, zal voor niemand nieuws zijn. Ik ben van alle achterkleinkinderen de enige die zich actief bezighoudt met haar Indotiteit. Ik ben samen met mijn twee nichtjes de enige met twee Indische grootouders. Geen van allen zijn ze bewust met het Indische bezig, wel vinden ze het interessant wat ik allemaal doe. Op één achterneef na. Die is er niet ‘gewoon niet mee bezig’, die ontkent het. Maar of die ontkenning voortkomt uit schaamte of onwetendheid..

Vorig jaar ging mijn neef het leger in. We spraken over zijn verwachtingen en ik vertelde over de ervaringen van mijn grootvader in het KNIL. ‘Huh, maar Boet was een blauwe. Hij kan niet in het KNIL hebben gezeten!’ Van verbijstering kon ik even niets uitbrengen. ‘Ja, Boet was een Indonesiër, die stond aan de andere kant,’ ging mijn neef verder. Ik ging van rustig naar furieus in een nanoseconde.. ‘Mijn opa was Indo, geen Indonesiër! We zijn allemaal Blauwen! Mijn oma is even blauw als de jouwe, het zijn zussen! Jij bent slechts één grootouder ‘minder’ Indisch dan ik!’

Witheet van woede stond ik midden op straat in de Utrechtse Binennstad te briesen als een wild paard. Het fenomeen ‘zwart worden voor de ogen’ onderging ik op dat moment aan den lijfe. ‘Indo is geen synoniem voor Indonesiër. Blauwe is een scheldwoord voor Indo, niet voor Indonesiër.’ Mijn neef was het hier niet mee eens. Dat het geen kwestie van meningen maar van feiten was en dat hij z’n eigen geschiedenis betrof, kreeg ik hem niet aan het verstand. Ik stelde voor mijn moeder even te bellen, ‘de feiten checken’. Hij diende van repliek: ‘Als je dat maar uit je hoofd laat! Ik weet zeker dat mijn oma niet wil dat we hier over praten.’ Zijn oma die hem dag daarvoor nog ‘gaaaado-gaaado’ had voorgeschoteld. Dit was geen onwetendheid.. Dit was ontkenning.

Jaren heb ik gewerkt met tweede en derde generatie Turkse en Marokkaanse jongeren. Ik kon me met hen identificeren, ik snapte tegen welke problemen ze aanliepen, begreep hoe ze zich ‘net nergens thuis’ voelden. Net geen Turk of Marokkaan, net geen Nederlander. Wat ik in al die jaren niet ben tegengekomen, zijn jongeren die hun Turkse of Marokkaanse achtergrond ontkennen. Is dit fenomeen van ontkenning iets wat alleen veelvuldig bij Indo’s voorkomt? En komt het voort uit schaamte of ontwetendheid?