Terwijl ik mijn eerste maand als startend ondernemer afsluit, realiseer ik me hoe waardevol het is om je omringd te weten door goede mensen. Alle kansen die ik momenteel op mijn pad vind, komen rechtstreeks uit mijn netwerk. Ik vermoed dat mijn opvoeding daar een stimulerende werking op heeft gehad: netwerken zit in het Indische DNA ingebakken, ver voordat het woord netwerken uitgevonden was.

Kumpulan of 'netwerkbijeenkomst'? Foto: archief Kirsten Vos (2010)

Zoals veel Indische oma’s, was ook mijn oma een wandelende encyclopedie. Bij wijze van spreken dan, want ze had een ernstige spierziekte en kon dus niet meer zo goed lopen (‘Ik ben slecht ter been, ik ben niet gehandicapt.’) Oma kende zo ongeveer de halve wereld, in mijn optiek, inclusief schoolopleiding, ouders, kinderen en kleinkinderen en persoonlijke anekdotes. Die anekdotes waren het belangrijkst: doordat zij verhaaltjes over mensen vertelde, kon ik me ze herinneren.

‘Ach ja (met handgebaar en pretoogjes), Zusje Schwarts, we gingen samen naar de SU in Batavia, suffe uilen noemden we die school, de Santa Ursula. Haar moeder lette er altijd op dat we geen villa inkijk hadden (op dat moment wees mijn oma dan met haar duim naar haar decolleté). Ze hoefde maar te kijken en dan wisten we al genoeg. ’

Eigenlijk leerde ik zo mensen kennen voordat ik ze ontmoette, wat een eerste IRL ontmoeting extra makkelijk maakte, of ik nou een goed of fout fragment van een anekdote aanhaalde (‘Uw moeder was toch van de villa inkijk?’). Mensen vonden het namelijk leuk dat iemand over ze verteld had, merkte ik. Terugkijkend realiseer ik me dat dat ze het gevoel gaf ‘ertoe te doen’.

Verder vond ik het normaal om op feesten goed te letten op mensen die alleen zaten. ‘Praten jullie wel leuk lui?’ was ook zo’n gevleugelde uitspraak van mijn oma. Naar haar voorbeeld en dat van mijn moeder, waren mijn zusje en ik (mijn broertje wist de dans altijd te ontspringen) zeer bedreven geworden in mensen spotten die om een praatje verlegen zaten. Gasten vermaken was belangrijker dan je eigen verlegenheid: gasten hoorden zich welkom te voelen, dat was je taak als gastvrouw. En dus maakte je met iedereen wel een praatje. Bovendien onthield ik, zoals ik geleerd had, anekdotes uit die gesprekken. Wat iemand als beroep had, bijvoorbeeld.

Zo kwam het dat ik mijn Indische ‘netwerk’ (lees: familie) ook losliet op mijn niet-Indische omgeving, zonder me te realiseren dat dat vreemd was. Studievriendin en ex-huisgenoot C. wist zich nog deze zomer te herinneren: “Kir, jij wist voor alles wel een kennis, vriend of familielid!” Weer barstte zij in lachen uit toen ze terugdacht aan de momenten in het studentenhuis – nu al weer ruim 15 jaar geleden – waarop ze uitriep: “Ik wil een nieuwe wasmachine/ bed/ [vul maar in] nodig” en ik uit mijn denkbeeldige kaartendek namen noemde van kennissen, vrienden en familieleden, die er eventueel bij konden helpen.

Wat een heerlijk gevoel dat ik als startend ondernemer voor sommige dingen níet hard hoef te werken, maar gewoon kan doen wat ik altijd gedaan en geleerd heb: eten, met mensen praten en aan die mensen denken als er iets voorbij komt dat interessant voor ze kan zijn. Dat dat dan netwerken heet vind ik prima.