Den Haag, 20 mei 2008
door Kirsten Vos

In ‘Het Paradijs’ van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag voerden Ghislaine Pierie en Carlo Scheldwacht afgelopen zaterdag een reprise op van het zelfgeschreven toneelstuk ‘Sloom Bloed’ uit 2000. In één grote verkleedpartij confronteerden tweelingbroer en –zus Rein en Anne ons, vanonder de keukentafel, met wat zij waarnamen terwijl zij opgroeiden in een Indische familie. De observaties waren herkenbaar. Minstens zo herkenbaar en confronterend was het einde, een open einde wat mij betreft: de rol van de derde generatie in een uiteenvallende Indische familie.

Karaktervol
De twee Indische acteurs startten onmiddellijk overtuigend met een bliksemsnelle en treffende presentatie van de Indische karakters in Sloom Bloed: de poeder-afgevende Indische tante Zus, de pochende Indo-rocker oom Ferdy, de ‘niet-Indische’ tante Joy, de altijd zwangere tante Myrna, de grootvader met het kampverleden. Vervolgens zetten beide acteurs het karakter van elk personage uiteen, met humor als dankbaar instrument om de Indische pijn een plek te geven, zoals de uitbarsting van tante Myrna op haar tweede huwelijksfeest, maar ook om de bespottelijkheid te laten zien van de Nederlandse burgerlijkheid in de jaren vijftig.

Indische pijn
Niet alleen vanwege de woorden pappie, mammie en omi, het ‘tjeplok tjeplok’, de gruwelijkheden, de alles overheersende discipline en de neurotische drang om altijd maar de beste zijn is Sloom Bloed Indisch. “Ik heb nog nooit zoveel mensen bij elkaar zo alleen zien zijn”, zegt tweelingbroer Rein. Daarom is ‘Sloom Bloed’ Indisch. Door alle humor heen schittert de Indische pijn je toe: de onderdrukking, de ontkenning en de ontworteling. Zien Nederlanders de pijn die ik zie? En wat gaat er met derde generatie gebeuren? Met deze overpeinzingen in mijn notitieboekje spreek ik even later in de lobby met de twee acteurs over het alweer acht jaar oude stuk. Na afloop van het gesprek betreur ik het dat ik het nieuwe toneelstuk ‘Circus Bronbeek’ voorlopig even aan me voorbij moet laten gaan.

In gesprek over Sloom Bloed met Ghislaine Pierie en Carlo Scheldwacht

Ghislaine, Carlo, helemaal aan het begin van het stuk leggen jullie uit wat Indisch is. Daarmee ga je ervan uit dat er mensen in de zaal zitten die dat niet weten. Begrijpen zij de rest van het stuk wel?
CS-“Nou, je hoeft niet Indisch te zijn om je tante niet te willen zoenen!” GP-”Ik heb het meegemaakt dat een Amsterdamse uit de Jordaan naar me toekwam en tegen me zei, ‘Meid, dit is mijn familie!’. Wat wij neerzetten is heel herkenbaar voor anderen. Die herkenning zit in het niet-Nederlandse, in het belang van familie, in het respect voor ouderen.”

Jullie laten dit stuk eindigen met het uiteenvallen van de familie. De tweeling, de derde generatie, stelt vragen maar krijgt geen antwoorden. Is de derde generatie tot observeren gedoemd?
GP-“Nee hoor, niet alleen maar observeren! Tot respecteren en ook accepteren.” CS-“De derde generatie gaat haar eigen weg. De aanleiding voor dit stuk is eigenlijk dat ik er niets mee deed. Mijn broer Ricci bijvoorbeeld kon zich altijd erg druk maken over dat mensen het verschil tussen Indisch en Indonesisch niet kenden. Hoe vaak zeggen Indische mensen wel niet dat ze er niets mee hebben? Kijk naar Theodor Holman. Die schrijft alleen maar stukjes over dat ‘ie niets heeft met het Indische.” GP – “Die opmerking in het stuk ‘Ik heb er niet zoveel mee, behalve het eten’? Dat ben ik. Ik neem niet het laatste koekje dat in de schaal ligt, maar verder, ja, heb ik er niet zo veel mee.” CS – “De derde generatie gaat haar eigen weg. In ons nieuwste stuk, Circus Bronbeek, laten we heel duidelijk die generatie een rol spelen.”

Wat is de rol van de derde generatie?
CS/GP -“ Hoop. Een eigen vorm geven aan het Indische. Maar ook: geen antwoorden krijgen. En daar vrede mee hebben. Niet meer gebukt gaan onder de lasten van de 1e en 2e generatie. Ontworsteld zijn. De derde generatie durft vragen te stellen. Vasthouden aan oude gevoeligheden, daarmee blijf je alleen maar conflicten houden.”

Hoe krijgt dat een plek in Circus Bronbeek?
CS – “De derde generatie, gespeeld door Patrick Neumann, heeft in Circus Bronbeek een grotere rol dan in Sloom Bloed. Circus Bronbeek is bovendien harder dan Sloom Bloed. Sloom Bloed registreert, Circus Bronbeek is actiever, het is in de vorm van cabaret. Wij zochten naar een manier om als het ware de ervaringen van de ontbrekende man, de eerste generatie, een plek te geven zonder in piëteit te vervallen. We ontdekten dat in sommige kampen geïnterneerden cabaretuitvoeringen hadden. Dat was grimmige humor en daar hebben we gebruik van gemaakt.”

Tot slot – waarom die naam, Sloom Bloed? Ik herken de uitdrukking ‘zo sloom ja’ van mijn oma wel, maar waarom hebben jullie ervoor gekozen?
GP-“Dat is een mooi verhaal. Had namelijk helemaal niets te maken met Indisch!” CS-“Ik zat op een dag op een terrasje samen met mensen van Wederzijds, van het jeugdtheater. Het was lekker weer, zonnetje, biertje, en een van ons zegt: ‘Zo, ik heb sloom bloed!’. Dat drukte precies uit wat ik met dit stuk bedoelde. Het had te maken met het vooroordeel uit de jaren ’50. Nederlanders geloofden toen dat Indo’s écht langzamer waren. We hebben daar trouwens wel kritiek op gekregen! Een oom van mij zei: ‘Hoezo sloom? Actief, ik heb actief bloed!’ ”

Circus Bronbeek
28 – 30 mei 2008, 20.15 uur, € 13
Koninklijke Schouwburg, Den Haag

De Indische Trilogie
marathonvoorstelling (Sloom Bloed, Familiefeest, Circus Bronbeek)
31 mei (uitverkocht) & 1 juni, 16.00 uur, € 40 (incl. eten)
Koninklijke Schouwburg, Den Haag

Voor meer informatie: www.scheldwacht.nl.

Fotografie: Carlo Scheldwacht, Clemens Neumann