Indische inrichting
Een goed ingerichte kamer met een fijne sfeer, dat was mijn doelstelling toen ik drie jaar geleden begon met klussen in mijn studentenkamer. Een effectief ingerichte kamer, met een woon- en een slaapgedeelte, waarin ik mij thuis zou voelen. De sfeer moest senang zijn.
Mijn Indische roots spatten op het eerste gezicht niet bepaald van de inrichting van mijn stek af. Het is tenslotte een studentenkamer in een studentenhuis, ‘IKEA’ is wat bij je opkomt als je mijn eethoek bekijkt en je oog op de onvermijdelijke Billy-kast valt waarin de boeken per genre zijn gerangschikt. De tweede druk van ‘Piekerans van een straatslijper’ uit ’53 heeft een opzienbarend ereplaatsje op de bovenste plank, tussen de rest van mijn Indische literatuur.
De foto’s aan de muur zijn kiekjes van vakanties in Spanje en Zwitserland, de tekst die boven mijn eettafel prijkt, is in het Catalaans. De foto’s van mijn ouders en Indische grootouders trekken zelden tot nooit kijkers. Over de petrolgekleurde leren bank heb ik een witte sprei gedrapeerd, opgevrolijkt met een zwarte sprei en kussentjes, uit de wereldberoemde Zweedse toko. Voor de bank ligt een tapijt dat mijn opa ooit uit Indonesië heeft meegenomen. Meermaals is me gevraagd waar ik het tapijt had gekocht. ‘Ik nergens. Mijn opa, bij een vast zwaar onderbetaald vrouwtje ergens in Indonesië..’ Is altijd een goede conversatiestopper.
Een oude vriendin vroeg ooit of zij het uit hout vervaardigde beeld van een of andere Venus afkomstig uit Indonesië mocht hebben, omdat ik het werkelijk niet om aan te zien vind. Absoluut niet, het is van mijn opa geweest en dus het staat nog altijd naast mijn bank. Boven de tv staat mijn Buddha, twee Balinese beeldjes en een koperen schaal. Allemaal erfstukken. Of dergelijke koperen schalen ook verkrijgbaar zijn in dure woonwinkels? ‘Ongetwijfeld,’ luidt mijn antwoord steevast. Wie mij de buddha cadeau had gegeven is zeer gewilde informatie. ‘Erfstuk, van mijn overgrootoma. Ze huist er nog steeds in om over me te waken.’ Ongewenste gasten vertrekken daarna altijd onmiddellijk.
De klamboe boven mijn bed hangt er slechts als gevolg van interieurstyling, nieteens uit praktisch muggen-werend oogpunt. En dan heb ik nog een rare ‘toffee’ in m’n bed. ‘Een toffee? Ik lust nieteens toffees,’ was mijn verbijsterde reactie. Jawel, ik had een toffee in m’n bed, hoe ik daaraan kwam.. Verbluft constateerde ik: ‘Nee, das een goeling.. Een kussen.. Een rolkussen..’
Die guling is een apart geval. Wat voor de een ’n teddybeer is, is voor de ander een guling. Die kun je lekker omhelzen (en kussen), net een mens, en d’r mee rollen. Vandaar “rolkussen”. Dit is een woordspeling 😉
Waar is de bultzak gebleven?
Goeling is ook typisch Indisch , maar werd ingevoerd door de import totok.
Ook bekend onder de naam “Dutch wife” .
Nu hebben veel Indonesiers guling , vaak zijn ze niet meer van kapok gemaakt maar met een synthetische vulling.