Emile Ratelband is er een bekende vertegenwoordiger van, van NLP; Neuro Linguistisch Programmeren. Ik heb twee keer een NLP-opleiding gedaan. Onderdeel van het cursus programma waren familie-opstellingen. Tijdens de tweede opleiding mocht ik een vraag inbrengen, over mijn opa, de vader van mijn moeder, die met zijn vader in het Jappenkamp had gezeten.

Een familie-opstelling doe je om inzicht te krijgen in je eigen functioneren in het heden, tegen de achtergrond van je familiedynamiek. Waar staan je ouders ten opzichte van jou? Je broer, zus, neef, nicht? Staan je ouders achter je, staan ze dichtbij, ver weg? Kijken ze je aan of kijken ze vooral naar je broer? Met dit soort praktische vragen ontdek je welke plek je gewend bent geweest in te nemen, bijvoorbeeld.

Tijdens de Practitioner-opleiding, zie het maar als niveau 1 van NLP, had ik al eens als deelnemer in zo’n opstelling gestaan. Het is best heftig, want je voelt onmiddellijk de dynamiek van de familie waarin een ander opgegroeid is. Dus ik wist een beetje wat me te wachten stond. Zo wist ik ook dat de faciliator van de opstelling er regelmatig voor koos, om de vrager te laten buigen voor het verleden.

Al vanaf het eerste moment dat ik dat zag, schrok ik ervan. Buigen voor het verleden is voor overlevenden van de Jappenkampen zo ongeveer gelijk aan het opnieuw ervaren van een deel van je trauma. Een bekend element van de kamptijd is namelijk dat geïnterneerden dagelijks moesten buigen voor de Nippon, de Japanse vlag – in de brandende zon en soms onmenselijk lang. Hoe kon hij zoiets vragen? Hij wist duidelijk niets van de Jappenkampen.

Voordat ik de vraag voor mijn familie-opstelling inbracht, had ik nagedacht over wat ik zou doen als de begeleider me zou laten buigen voor het verleden. En ik wist het niet. Ik wist alleen maar dat mijn behoefte aan antwoord op mijn vraag groter was dan mijn bijna fysieke weerzin om te buigen.

En ja hoor. Zonder op de details in te willen gaan, aan het einde van de opstelling kwam het: “Buig maar voor het verleden.” Even voelde ik weerstand. Maar vrijwel meteen realiseerde ik me dat buigen voor mij, een kleinkind van Indische geïnterneerden, betekende dat ik mijn eigen plek innam. Ik hád die bezetting niet meegemaakt. Ik hàd nooit voor die vlag moeten buigen. Dus waarom zou ik vasthouden aan weerstand die niet van mij was?

Zo boog ik voorover. Onverwacht glimlachte ik. Opeens voelde ik de positieve impact van wat ik deed: ik eerde het leven van mijn opa, in het Jappenkamp en daarbuiten.