‘Mijn familieleden zijn eigenlijk standaard Nederlanders. Alleen niet qua uiterlijk.’

Milan Theijs (24) is de achtste jonge Indo die we spreken in onze tour door Nederland. Milan woont in Den Haag, werkt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en wil Indonesische Taal en Cultuur gaan studeren in Leiden. ‘Vanaf mijn twintigste werd ik nieuwsgierig naar mijn achtergrond. Ik ben geen fanatieke Indo, maar ik zou het wel raar vinden als onze geschiedenis ooit helemaal vergeten is.’

filmMilan

Fotografie: Valérie Harmanus

‘Wat mij in eerste instantie nieuwsgierig maakte naar mijn Indische achtergrond, waren de kleine gebruiken in mijn familie. Niet met je linkerhand eten, geen rumoer maken, niet je voetzolen laten zien, niet aan het hoofd zitten. Maar ook de verschillen fascineerden me. Op internet las ik veel over mensen die niet willen praten, over de ongelijkheid die er was tussen Nederlanders en Indo’s, en tussen Indo’s en Indonesiërs, maar mijn oma, die van Timor is, vertelt me altijd dat alles er pais en vree was. Hoe komt dat?’

‘Op een verjaardag van een nicht van mijn oma waren veel oudere Indische familieleden die met elkaar Maleis praatten. Ik vond het een mooie taal om te horen en werd nieuwsgierig naar de Indonesische taal. Ik kon het eigenlijk niet hebben dat ik als Indo niet eens die taal sprak! Kort daarna ben ik een taalcursus Indonesisch voor beginners begonnen in Leiden. Ik ben nu één keer in Indonesië geweest, maar ik wil er eigenlijk wel elk jaar heen. Ik ben begonnen mijn familie vragen te stellen. En ik ben veel gaan lezen, Tjalie Robinson, Piekerans van een straatslijper lees ik nu.’

‘Die cursus Indonesisch was leuk. Het was wel opvallend, het waren vooral ouderen die Indonesisch wilden leren, ik werd er erg enthousiast van. Toen ik in Indonesië was, sprak ik de taal nog niet erg goed. Toch voelde ik me er thuis. De geur van bloesem, de aangename temperatuur, de natuur, het rustieke; het smaakte naar meer. Mijn ouders zijn er nog niet geweest. Mijn vader is Indisch en ik vraag hem de oren van zijn hoofd, ik merk dat hij er enthousiast door wordt. Hij en mijn grootouders zijn blij en trots dat ik er zo benieuwd naar ben. Het lijkt me wel gaaf om er met hem heen te gaan, om mijn vader daar een toer te geven. De boeken die ik erover lees, van Tjalie, vind ik ook geweldig. Prachtig om dat petjoh te lezen. En hoe hij dat allemaal weet te vatten, die wereld. Het is misschien romantisch, maar die zorgeloosheid in zijn boeken spreekt me aan.’

‘Mijn directe Indische familie is veel “Hollandser” dan hun neven en nichten. Ze hebben geen Garuda-beelden, bijgeloof en typische Indische zaken in huis, maar wel veel kennis van Nederlands-Indië. Hun afkomst verloochenen ze niet, maar ze zijn er totaal niet actief mee bezig. Een onderwerp waar ik me nog graag in wil verdiepen is dan ook de oorlog. Mijn opa heeft in het KNIL gezeten, Jappenkampen van binnen gezien en zat na de oorlog bij de Gajah Merah. En nee, hij heeft niet deelgenomen aan die verschrikkelijke politionele acties.’

'In Indonesië voelde ik me thuis.'

'In Indonesië voelde ik me thuis.'

‘Nee, ik ben geen actieve Indo. Dat gaat me allemaal boven mijn pet. Ik neem geen deel aan discussies op de NIHyves en Indoweb en zo, ik ben nog niet kundig genoeg op dat gebied. Ik zie mezelf vooral als Hagenees, eentje met Indische trekjes. Nee, ik heb geen Indische vrienden. Daar zoek ik mijn vrienden niet op uit. Indische mensen vind ik wel een aparte groep, we hebben een eigen geschiedenis en ik vind het leuk dat er nog steeds mensen zijn die zich daar sterk voor maken. Ik vind wel dat we gewoon Nederlands zijn, Indisch is een plus. Je hebt van die hele fanatieke erbij, die vinden dat een Indo geen Garuda-teken mag dragen. Ik vind het allemaal wel prima.’

‘Ik heb niet de intentie om actief te worden, maar ik zou het wel erg vinden als niemand meer weet wat ons verhaal is. We hebben toch een eeuwenoude geschiedenis, we komen voort uit een kolonie van Nederland. En we hebben hele mooie gebruiken geïntroduceerd; culinair, in de kunst, boeken, muziek. Verder vind ik het mooi dat er nog steeds initiatieven zijn. DarahKetiga probeert het levendig te houden. Wat ik jammer vind is dat ik bij geschiedenis op school niets over Nederlands-Indië heb gehoord. Ja, het zou wel gek zijn als het helemaal vergeten wordt.’

‘Wat ik wel ga doen, is volgend jaar Indonesische Talen en Culturen in Leiden studeren. De talen en culturen van Indonesië waren eerst alleen een hobby, maar mijn doel is nu om vooral de taal te masteren, zodat ik voor langere tijd in Indonesië kan gaan wonen en werken. Nederland is natuurlijk mijn vaderland en ik ben dankbaar dat ik hier ben opgegroeid, maar al van jongs af aan zie ik het als een enorm aantrekkelijke uitdaging om een langere tijd in het buitenland te verblijven. ’

En het volgende interview? Daarvoor gaat Ed naar de provincie Noord-Holland.

Dit interview is wegens siteproblemen een week later gepubliceerd dan gepland.