Afgelopen weekend was het tijd voor het ‘bi-culturele’ festival Pindakaas, voor ‘Nederlandse jongeren met een Indonesische achtergrond’. Het festival was een goed initiatief, maar nog niet geslaagd. Helaas Pindakaas dus: hopelijk krijgen jongeren volgend jaar wel een festival.

De organisatie verdient een pluim. De styling was top, de locatie(s) uitermate inspirerend, het programma-aanbod nieuwsgierigmakend en er deden aansprekende namen mee, zoals striptekenaar Peter van Dongen, producent Peter Bouman, schrijfster Marion Bloem, columnist Theodor Holman (verving Alfred Birney) en choreograaf Gerard Mosterd. Daarnaast heb ik weer nieuwe mensen leren kennen, wat altijd leuk is, dus ik verliet de Verkadefabriek in Den Bosch met een opgewekt gevoel. Het evenement zou herhaald moeten worden, maar wel met een aantal verbeteringen, om te beginnen die verschrikkelijke naam.

Zo is het natuurlijk een afgang dat er op een Indisch festival geen behoorlijke Indische maaltijd geserveerd kon worden. De organisatie kon er niets aan doen, maar dat maakt de blamage niet minder groot. Gelukkig had de toko in de serre heerlijke sateh en risolles. Daarnaast het filmprogramma. Dat waren overwegend Indonesische films. In die mate is dat op een festival als dit niet op zijn plek. Iets anders – er was te weinig aansluiting tussen de twee locaties; laat volgend jaar twee videoschermen ophangen en toon in de ene hal wat er op dat moment in de andere gebeurt. Tot slot waren er programmaonderdelen waar ik simpelweg meer van had verwacht, waarover zo meer.

Mijn grootste kritiek op de organisatie is echter de doelstelling van het festival. Het programma van het festival werd gedomineerd door de tweede generatie. Marion Bloem sprak uit wat ik dacht – was zij wel de generatie van de jongeren? Alle respect voor de tweede generatie, absoluut, maar sinds wanneer zijn veertigers en vijftigers jongeren? Neem bijvoorbeeld het debat van de columnisten. Allemaal grijzende mannen van toch zeker 45 jaar. Leuk voor hun ego, maar volgens mij echt geen ‘Nederlandse jongeren met Indonesische wortels’. En – waar waren de vrouwen?

Die Battle of the Columnists was ook nog eens een tegenvaller. Frans Lopulalan, Hans Vervoort, Roy Piette en Kees Schepel, bepaald geen kleine namen, gingen met elkaar in debat over ‘De Indo bestaat niet’. Alfred Birney zou deze discussie gaan leiden, maar had zich, door griep geveld, door Theodor Holman laten vervangen, die zich vermoedelijk nauwelijks had kunnen voorbereiden. Het debat was tam en kenmerkte zich door de running gag ‘ja, de lekkere hapjes, ha ha ha (+ schuddebuiken)’. Gelukkig deden de columnisten om die repeterende plaat heen een paar rake uitspraken in de babbel over ‘De Indo bestaat niet’.

“De Indo bestaat wel en Andy Tielman is hun koning. Helaas maken Indo’s er vaak een zooitje van en gaat de Indische gemeenschap ten onder aan haar eigen onkunde.”

“De Indo is helaas soms kruiperig. Indo’s zijn bijna niet meer te herkennen, veel mensen denken tegenwoordig dat we Marokkanen zijn.”

“Ik ben jaloers op Indo’s. Ik wou dat ik er een was.”

“Het zijn geen hoogvliegers, Indische mensen, ze zijn volhardend.”

“Ach! Bestáát niet! Ik voel me Nederlander, maar wel als een Englishman in New York.”

Mijn conclusie is dus, goed initiatief, absoluut herhalen, maar met een andere naam én een programma voor en door Indische jongeren van de derde generatie, tussen de ca. 20 en 35 jaar.

————————————————————————————–

Deze blog is eerder gepubliceerd op www.kirstenvos.nl, indisch4ever.weblog.nl en http://kivos.hyves.nl