“Die derde generatie is helemaal niet meer Indisch”, dé uitspraak van Nely (eerste generatie Indische) waarmee de vorige blog werd afgesloten, én waar menig reactie en discussie op volgde. In dit vervolg het verhaal achter deze krachtige uitspraak van ‘Indisch tante’ Nely.

Voor mijn bacheloronderzoek Culturele Antropologie deed ik onderzoek naar intergenerationele overdracht van culturele patronen binnen Indische families. Hiervoor heb ik gesproken met eerste, tweede en derde generatie Indischen. Onvermijdelijk riep dit onderzoek ook dé grote vraag op: wat is Indisch? Het antwoord op deze vraag zal ik kort en bondig houden -een blog heeft nu eenmaal een maximum aantal woorden: niemand weet wat Indisch precies is, en Indisch is voor iedereen weer anders, ongeacht de generatie waartoe iemand behoort. Schept dit veel duidelijkheid? Nee. Moeten we dit willen? Dat is weer een andere vraag…

In het geval van Nely was zij ervan overtuigd dat ‘Indisch’ niet meer van toepassing was op de derde generatie. Opvallend genoeg werd deze mening door bijna alle respondenten, op enkele uitzonderingen na, gedeeld. Maar het geluid was toch het sterkst onder de eerste generatie, vooral de klachten over de kleinkinderen werden luid en duidelijk gearticuleerd. Zo was het menig opa en oma een doorn in de maag dat een kleinkind geen Indisch eten lustte, niet Indisch kon koken, of nóg erger; niet Indisch wilde léren koken. En dat was allemaal de schuld van (schoon)zoonlief of (schoon)dochterlief! Die waren te Nederlands (geworden) waardoor er nog maar weinig Indisch was aan de kleinkinderen!

Maar dit veel te Nederlandse aan de kinderen en kleinkinderen, bleek ik in veel gevallen terug te kunnen voeren naar de jeugd en opvoeding van de eerste generatie in voormalig Nederlands-Indië, waarin het zo Nederlands mogelijk zijn een sleutelrol speelde. Immers, hoe Nederlandser je was, des te meer mogelijkheden en kansen je had in de voormalige kolonie. Dit heeft zich doorgezet in de opvoeding van de eigen kinderen, waarbij het Nederlandse na de repatriatie een heel andere dimensie kreeg, namelijk die van het zo snel mogelijk aanpassen aan het nieuwe thuisland. Iedereen die ik sprak omschreef de eigen opvoeding, en de opvoeding van zijn of haar kinderen, in eerste instantie als ‘zeer Nederlands’. Zo gek is het dus niet dat de kleinkinderen nog maar weinig Indisch in zich hebben, laat staan om zich mee te identificeren…