Vanaf circa 1960 emigreerden vele duizenden Indische mensen naar de Verenigde Staten. Zij konden niet aarden in het Nederlandse maatschappij en kozen ervoor, soms pas jaren na hun vertrek uit Nederlands-Indië, hun geluk te beproeven in ‘het land van de onbegrensde mogelijkheden’. Het overgrote deel vestigde zich in het zonnige Zuid-Californië. Maar wat is er bij de jongste generatie een halve eeuw later nog over van de Indische identiteit en cultuur?

Net als bij veel andere Indische mensen het geval is, bevindt ook een deel van mijn familie zich overzee. Mijn opa kwam uit een gezin met 20 kinderen, waarvan de helft uiteindelijk in de VS terechtkwam. Ook mijn ouders, broer en zussen verhuisden, zij het 30 tot 40 jaar later, naar Californië. Ik kom er vaak. De grote Indische ‘community’ die daar woont wordt ook wel Amerindo’s genoemd, maar noemt zichzelf “Dutch-Indonesian”.

Ze beschouwt zichzelf als een subcultuur, maar tussen de vele andere Euraziaten in Amerika is het soms moeilijk een Indo te herkennen. Net als andere geëmigreerde Nederlanders herkennen Indisch-Nederlandse Amerikanen jou natuurlijk wel. Wanneer je bijvoorbeeld nietsvermoedend door de mall loopt en Nederlands aan het kletsen bent, doemt er regelmatig iemand uit het niets op met een zwaar accent; “Kom uit Holland?” Vervolgens worden typische Hollandse woorden, gebruiken en etenswaren uitgewisseld.

Zoals ik ook in Nederland gemerkt heb, zijn het vooral deze culturele aspecten die door de generaties heen sijpelen. Maar zijn onze Indische generatie-genoten in de Verenigde Staten ook bezig met het hervinden van hun eigen identiteit en cultuur? Of zijn het standaard-Amerikanen geworden in wiens verre geheugen de herinnering aan Oma’s lemper rondzweeft? Net als veel derde generatie Indo’s zocht ik het antwoord als eerste op internet. Ik begon op MySpace, het Amerikaanse equivalent van Hyves, waar ik een groep startte onder de naam “Dutch-Indonesian Connection”.

Het aantal leden stroomde rap binnen en er ontstonden er contacten die voorheen niet mogelijk leken. De vele gesprekken en onderwerpen op het forum verschilden niet veel van wat op de Indische fora in Nederland las. Ervaringen over het eten bij “opa and oma” wisselden zich af met ‘zwaardere’ onderwerpen. Toch voelde ik een wezenlijk verschil met Nederlandse Indische jongeren, maar ik kon er niet echt mijn vinger op leggen. Toen een aantal leden elkaar in mei 2006 besloten te ontmoeten op het jaarlijkse Annual Holland Festival in Long Beach, California werd alles mij een stuk duidelijker.

Er kwamen zo’n 20 leden van de groep bijeen, van wie sommigen duizenden kilometers hadden gereisd. Het was een bijzondere en ook aparte ervaring om hen mee te maken. Enerzijds voelden de Amerikaanse Indo-vrienden echt aan als eigen (Indisch), maar anderzijds ook als anders (Amerikaans). Na een informeel kennismakingsrondje, besloten we over het terrein te lopen. Ondanks dat de naam van festival Nederlands aan doet, was mijn eerste indruk dat het meer een verkapte pasar malam was.

Het gehannes met klapstoelen en vouwtafels op het grote grasveld deed in ieder geval meteen erg Indisch aan. Langs de zijkanten vele warungs met Indisch eten en standjes met, zoals mijn familie dat noemt, tetek bengek (allerlei koopwaar). Tussen alle Indische stands, stonden echter ook tentjes waar je oliebollen, kroketten en een puntzak friet kon krijgen. De sambal vloeide even rijkelijk als de dotten mayonaise, de cendol-schenker stond arm-in-arm met de Heineken barman en de t-shirt drukker verkocht zowel shirts met de Nederlandse leeuw als die met de bekende Indo leuzen.

Daar op dat veld, merkte ik dat hoewel de derde generatie Amerindo’s opgroeit in een Amerikaanse smeltkroes waarin de talloze etnische groepen hun plek vinden, ook zij zich afvragen wat hun Indische afkomst voor hen betekent. Ze hebben dezelfde vragen als waar veel jonge Indo’s in Nederland mee zitten. Na alles te hebben laten bezinken, snapte ik ook wat de ervaring van mijn Amerikaanse generatiegenoten toch anders maakte als die van mijn Nederlandse. Het Indische gevoel van de Amerikaans-Indische derde generatie is namelijk tweeledig. Zowel Indië/Indonesië als Nederland, de twee landen waar zij culture affiniteit mee voelt, liggen op een haast mystieke afstand van de eigen geboortegrond. Dat maakt de zoektocht naar antwoorden alleen maar lastiger. Wat dat betreft valt het voor de jonge Indo’s in Nederland nog wel mee.